Niet iedereen in Italië zucht onder de coronacrisis. Zo heeft het gewest Abruzzen (Abruzzo), dat voor een belangrijk deel afhankelijk is van toerisme, ook baat gehad bij de lockdown en de dreigende quarantainemaatregelen.
Voor veel Italianen was ‘de corona’ een reden om maar eens in eigen land te blijven. Zo kon het gebeuren, dat de bergachtige regio in het centrum van het land deze zomer werd overspoeld met Italiaanse toeristen, die in tv-interviews en privégesprekken graag meldden dat zij maar al te blij waren met de kans om dit minder bekende gebied te leren kennen.

Inhoudsopgave
Net zo mooi als de Alpen
De Abruzzen zijn, wellicht met uitzondering van Pescara en de Adriatische kust, als toeristische bestemming inderdaad wat achtergebleven bij gewesten als Ligurië, Toscane, Apulië en Sicilië. Ten onrechte, want de Abruzzen, zoals dit deel van de Apennijnen heet, doen zeker in de zomer echt niet onder voor de Alpen.
Campo Imperatore, de grootste hoogvlakte van Europa
Aan de voet van het bergmassief Gran Sasso (Grote Steen), op amper een uur rijden van Rome, ligt Campo Imperatore, de grootste hoogvlakte van Europa. Een immens groen veld omringd door woest ogende Apennijnen. Dit ‘Keizersveld’ (de naam lijkt ontleend te zijn aan keizer Frederik II van Hohenstaufen, die hier in de 13e eeuw doorheen trok) is maar liefst 8 bij 28 kilometer groot en ligt op 1.600 tot 2.000 meter hoogte.
Dat maakt het tot een prachtig toevluchtsoord in hete zomers en een mooi uitgangspunt voor trekking in de bergen. Campo Imperatore is al sinds de middeleeuwen een gigantische zomerweide voor kuddes runderen, paarden en schapen van de omringende dorpen en daarin is eigenlijk nog steeds niet veel veranderd. Ook nu nog moet je regelmatig stoppen voor overstekend vee en bij de drenkplaatsen is het meestal dringen geblazen.

Campo Imperatore als filmset
Door de grote hoogte en de eeuwenlange beweiding groeien er bijna geen bomen. Ook ontbreekt vrijwel elke vorm van bebouwing, waardoor Campo Imperatore veel weg heeft van een prairie of pampa. Dat maakt het tot een mooie set voor films en daarvan zijn er hier ook heel wat gedraaid. Onder meer spaghettiwesterns als die van Terence Hill en Bud Spencer, maar ook internationale producties met acteurs als Richard Gere, Schwarzenegger en Franco Nero.
Romeinse dagjesmensen bezoeken de hoogvlakte bij voorkeur per auto (zonder dat het ooit echt druk wordt), maar wellicht de mooiste manier om haar overweldigende grootsheid op je in te laten werken is op de fiets.
Je kunt dan vertrekken van het lager gelegen Barisciano (maar als je niet wilt klimmen kun je ook hogerop starten) en dan op je dooie gemak de vlakte rondrijden in een lange ovale lus. Uiteraard niet zonder onderweg even te verpozen bij een uitspanning met lokale schapenkaas, vlees van de grill en straffe rode wijn.
Middeleeuwse stadjes
Aan de zuidkant bieden de middeleeuwse ministadjes Calascio, Castel del Monte en Santo Stefano di Sessanio een mooie uitgangsbasis voor een uitje naar Campo Imperatore. Aan het eind van de vorige eeuw leken ze hopeloos verlaten en op sterven na dood, maar intussen heeft het toerisme hun weer nieuw leven ingeblazen.
Het meest bekend is Santo Stefano, dat grondig is gerestaureerd en waar een reeks panden in het dorp nu samen een albergo diffuso vormen, een ‘verspreid hotel’. Bij de aardbeving van 2009, die de regionale hoofdstad L’Aquila in puin legde, is de antieke stadstoren ingestort, maar de wederopbouw daarvan is nu (eindelijk) in volle gang.
Een andere toren die de moeite waard is, is die van Rocco Calascio, een 13e eeuwse burcht die in 1985 het toneel vormde van Ladyhawke, een middeleeuwse fantasyfilm met Rutger Hauer en Michelle Pfeiffer.
Komende vanaf de autostrada A24 (Rome-Teramo) kun je ook de afslag nemen naar Assergi, een rustiek dorp waar de gevolgen van de aardbeving nog goed zichtbaar zijn. Als opmaat naar de bergen kun je hier overnachten en genieten van wat de Duitsers zo mooi gutbürgerliche Kuche noemen in de Trattoria Fore le Mura da Franchino, die inderdaad tegen de middeleeuwse stadsmuur aanligt.

Hotel Campo Imperatore
Even verderop ligt Fonte Cerreto, dat weinig meer is dan een paar nogal shabby en niet bijster dure hotels en eettenten rond het dalstation van de kabelbaan die in 7 minuten naar het 1.000 meter hoger (op 2.130 m) gelegen Hotel Campo Imperatore leidt.
Kabelbaan en hotel zijn in de jaren 30 in de typische stijl van die jaren aangelegd op initiatief van Mussolini, voor de ontwikkeling van een nieuw wintersportcentrum, waar ook nu ’s winters nog flink wordt geskied. De Duce zelf is in dit hotel 2 weken geïnterneerd geweest na de val van zijn regime in 1943, totdat hij door een Duits commando werd bevrijd, en je kunt zijn kamer nog (tegen betaling) bezichtigen.

Overnachten in dit hotel was altijd een bijzondere belevenis, vooral omdat er sinds de jaren 30 niet zo veel meer aan was gebeurd, maar is momenteel niet mogelijk, omdat het onderworpen wordt aan een van die typische Italiaanse restauraties waar geen eind aan lijkt te komen.
Monte Portella
In plaats van de kabelbaan kun je ook een voetpad nemen, dat je na 2,5 tot 3 uur op de kam van de Monte Portella brengt, zo’n 1.000 meter hoger. (Vertrek zo mogelijk bij zonsopgang, want het kan erg warm worden. En neem water mee, want beekjes vind je in de Apennijnen niet zo gauw, ook al is er in dit geval ongeveer halverwege wel een bron waar de koeien zich komen laven.)
Vandaar kun je dan verder en dagje banjeren in het hooggebergte, om desgewenst ’s avonds met de kabelbaan weer af te dalen. Zelf doe ik dit elk jaar een of twee maal als ik een dagje helemaal weg wil uit het drukke en verhitte Rome. Je kunt ook met de auto naar boven, maar kijk uit, want in augustus is het parkeerterrein voor het Hotel Campo Imperatore vermoedelijk de drukste plek van de Abruzzen.
Toch is het ook in het hoogseizoen niet moeilijk om rustiger paden te vinden. De meeste bezoekers lopen slechts een halfuur omhoog naar de berghut Rifugio Duca degli Abruzzi om daar wat te verteren en van het uitzicht te genieten.
Corno Grande: de hoogste top
Een andere groep neemt de afslag voor de klim naar de Corno Grande, die met 2.912 meter de hoogste top van de Apennijnen is. Dat is een mooie tocht, maar bij voorkeur niet in het hoogseizoen want dan loop je echt in de rij.


En er zijn alternatieven als de Corno Piccolo, de Pizzo Cefalone en de Monte Aquila, die weliswaar niet die recordhoogte bereiken, maar waar wandelaars en klimmers elkaar nauwelijks hoeven tegen te komen. Dat biedt je de mogelijkheid om te genieten van de stilte, de bloemen, de vergezichten en de majesteitelijke bergmassieven. Dat kan van juni tot en met oktober, als er tenminste geen grote berg vroege sneeuw valt.
Comments