Alles wordt duurder, dus de stranden ook. Een strandstoel met parasol aan de Italiaanse kust gaat dit jaar gemiddeld 10% meer kosten dan in 2021. ‘Woede op het strand door de nieuwe prijsverhogingen’ titelde daarom La Repubblica vorige week. Maar uit een vergelijkend onderzoek van consumentenorganisatie Altroconsumo blijkt ook dat er per regio grote verschillen zijn.
In grote lijnen komt het op neer, dat je in het noorden van het land meer betaalt dan in het zuiden, maar er zijn uitzonderingen. Het is daarom zeker de moeite waard om je nader te informeren voordat je neerstrijkt op een willekeurig Italiaans strand.
Volgens de uitbaters zijn de verhogingen onvermijdelijk door de inflatie, de hoge energiekosten en het wegblijven van de Russen. Maar het kan ook zijn, dat ze vrezen de kip met gouden eieren te verliezen en daarom snel nog willen incasseren.

Verpachte kust
De Italiaanse staat heeft al sinds mensenheugenis het grootste deel van zijn kustlijn verpacht aan particulieren die in ruil daarvoor hun stuk zandbodem aanharken en volplempen met honderden keurig in het gelid staande parasols. De in het verre verleden vastgestelde pachtsom is daarbij meestal belachelijk laag, de verdiensten zijn goed en de concessies worden automatisch verlengd zodat steeds dezelfde families ervan profiteren.
Maar hun positie wordt al jaren bedreigd door de zogeheten ‘richtlijn Bolkestein‘. Dat is een door de toenmalige Nederlandse eurocommissaris ontworpen en al in 2006 door het Europese Parlement aangenomen maatregel voor vrije concurrentie in de dienstensector. Daaronder vallen ook de balneari, de strandexploitanten. Hun concessies zouden niet meer automatisch verlengd moeten worden, maar elke paar jaar opnieuw uitgegeven en toegekend aan degene die het beste aanbod doet.
De richtlijn is in 2010 door Italië overgenomen, maar de balneari en andere beroepsgroepen zoals marktkooplieden en taxichauffeurs hebben de invoering ervan in hun sector tot nu toe met succes tegengehouden. Ze vormen tenslotte ook een fikse electorale pressiegroep en Italiaanse politici zijn daarom maar al te vaak bereid om hun belangen te verdedigen tegen de vrije concurrentie in. (Dat is overigens ook een van de redenen waarom het niet opschiet met de economie in dit land.)
Illegaal
Jarenlang werden de concessies dus gewoon verlengd totdat in 2016 het Europees Hof van Justitie de voortzetting illegaal verklaarde. Twee jaar later beloofde de toenmalige minister van Toerisme, Gian Marco Centinaio van de Lega, dat de richtlijn ook in Italië zou worden ingevoerd, maar pas vanaf 2033! Dat leverde in 2020 een reprimande op van de Europese Commissie, eind vorig jaar gevolgd door een vonnis van de Italiaanse Raad van State, die het regeringsbesluit van 2018 vernietigde omdat het in strijd was met het Italiaans recht.
Het gevolg was een heftig politiek debat, dat in de media op plaats 2 kwam na de oorlog in Oekraïne en waarin zelfs het voortbestaan van de regering Draghi bedreigd leek. Na wekenlang gesteggel is er nu een compromis uitgekomen, waarbij de concessies in 2024 op de markt komen en de verliezers schadeloos worden gesteld. Voor wie nu nog slapende rijk wordt, is dat een goede reden om nu eens grondig te investeren of om te graaien zolang het nog kan. In beide gevallen kost het geld en dat merkt de consument.
Duur Apulië
Na deze wat lange inleiding nu de voornaamste gegevens uit het rapport van Altroconsumo. Een van de duurste stranden is dat van Alassio in Ligurië. Daar kun je in de eerste week van augustus voor een ligstoel met parasol 380 euro neerleggen en als je met je tweëen komt, ben je voor een dag 75 euro kwijt. Heel wat goedkoper ben je af in de kleine zuidelijke gewesten Molise, en Basilicata. In Termoli aan de Adriatische kust betaal je 100 euro en Policoro aan de Tyrreense Zee 98.
Dat de zuidpunt van Apulië duur is geworden, zie je in het populaire Gallipoli, waar een weekje stoel plus parasol op 280 euro komt en ook in Calabrië kun je, als je niet oppast, duur uit zijn. De Adriatische kust is over het algemeen minder duur, met toppers als Rimini (€ 131), Lignano Sabbiadoro (€ 142) en Cattolica (€ 166). En de mare dat de eilanden goedkoper zouden zijn, gaat zeker niet op voor toeristische toplocaties als Taormina op Sicilië en het Sardijnse San Teodoro.
Bij dit alles moet je wel bedenken dat dit deze cijfers beslist niet alom geldig zijn. Ze hebben betrekking op de eerste week van augustus, wanneer na twee jaar covid-beperkingen de stranden bomvol beloven te worden en de exploitanten kunnen vragen wat een gek d’r voor geeft.
Ook zal het in de dure plaatsen best mogelijk zijn om ook prettiger geprijsde locaties te vinden, al zijn in dat opzicht de uitbaters onderling bijzonder solidair. Dan maakt de plaats van je stoel en de dag waarvan je er gebruik maakt, ook wel degelijk uit: Altroconsumo citeert het voorbeeld van de regio Veneto, waar op veel plaatsen de voorste rij, met zicht op zee, op zaterdag 40 euro kost, en de derde rij op maandag 13 euro.
Vrije stranden
Tenslotte is er nog het alternatief van de vrije stranden. Die zijn er wel degelijk in Italië, al moet je er vaak wel even voor lopen en zelf je parasol meenemen. Ten zuiden van Ostia, de badplaats van Rome, ligt een reeks stranden, de Cancelli, waar je alleen geld kwijt bent aan de parkeerwacht en de uitbaters hen geld verdienen met strandrestaurants waar je niet goedkoop maar wel goed kunt eten en drinken.
Het strand van het mondaine Capalbio aan de Toscaanse kust, ooit het domein van snobistisch links uit Rome, staat in de lijst van Altroconsumo op 280 euro, maar telt ook vrije stranden. Die vind je trouwens in de meeste badplaatsen wel – de gemeenten zijn wettelijk verplicht om er een paar open te houden –, maar ze zijn vaak boordevol, niet erg zorgvuldig gereinigd en soms naast de uitstroom van onbestemd gekleurde beekjes.
Comments