‘Ons toeristenseizoen is te kort en te beperkt. We krijgen bijna alleen Italianen die in augustus voor het strand komen. Dan is het hier ook overvol, terwijl er de rest van het jaar weinig te doen is. Maar het weer is van april tot en met oktober uitstekend en naast de kust hebben we ook een schitterend binnenland met leuke dorpen en mogelijkheden voor trekking, mountainbiking en rafting, om maar niet te spreken van de plaatselijke keuken. Dat andere Calabrië is vooral aantrekkelijk voor buitenlandse bezoekers voor wie het hier in het voor- en naseizoen nog volop zomer is, en dus moeten we zorgen dat Calabrië als toeristische bestemming ook buiten Italië bekender wordt.’ In het bijzonder heeft hij het dan over de Riviera dei Cedri.
Inhoudsopgave
- De mooie dingen van Calabrië
- Van Basilicata naar Diamante
- De oeros van Papasidero
- Orsomarso en het Parco del Pollino
- Openluchtmuseum Cirella
- De cedro: de bijzondere citrusvrucht van de Riviera dei Cedri
- Feest in Buonvicino
- Zee, strand en grotten aan de Riviera dei Cedri
- Diamante: muurschilderingen en pepertjes
De mooie dingen van Calabrië
Francesco Magurno, de voorzitter van het consortium van toeristische ondernemers van Diamante en omstreken, aan de noordwestelijke kust van Calabrië, heeft gelijk. Als zijn gewest in de internationale pers wordt genoemd, dan is dat maar al te vaak in negatieve zin.
Tenslotte is Calabrië het gebied van herkomst van de ‘Ndrangheta, de maffiose organisatie die in de afgelopen jaren is uitgegroeid tot wereldmarktleider in de cocaïnehandel. Daar merk je als bezoeker trouwens niets van en het is ook geen reden om niet te schrijven over de mooie dingen die Calabrië te bieden heeft.
Want die zijn er in overvloed en juist omdat het gebied nog geen toeristische topbestemming is, maakt dat een bezoek des te interessanter. Vandaar dat ik met genoegen gebruik maakte van Franco’s uitnodiging om eind september met een tiental buitenlandse journalisten de Riviera dei Cedri te leren kennen.

Van Basilicata naar Diamante
Van noord komende, via de kust van Basilicata, is de eerste indruk van de Riviera dei Cedri niet geweldig. (Wij kwamen met een bus vanuit Rome, maar je kunt ook vliegen op Napels of naar Lamezia Terme in Calabrië zelf en daar een auto huren.)
Sinds de jaren 70 is een groot deel van de 700 kilometer Calabrese kust ten prooi gevallen aan bouwspeculanten die zoals op zo veel plaatsen in Zuid-Italië op grote schaal beton stortten voor al dan niet legaal aangelegde vakantieflats, zomerhuizen en pretparken.
Dat is goed te zien aan uit hun krachten gegroeide badplaatsen als Scalea en Praia a Mare. Boven die laatste torent een berg uit die is bezaaid met pastelkleurige miniappartementen met zicht op zee. Het is het Villaggio del Bridge, ooit een walhalla voor kaartspelers, maar nu enigszins in de versukkeling geraakt, zoals wel meer van de omringende revolutiebouw.
Maar als je voor een prikje een appartementje wilt kopen of huren, ben je hier aan het goede adres.
Aan de andere kant van de weg liggen kilometers achtereen vulkanisch grijze stranden die in deze tijd van het jaar vrijwel verlaten zijn en er uitermate aanlokkelijk uitzien.
Diamante blijkt een rustiek stadje (waar we later nog uitgebreid terug zullen komen) met een gezellige boulevard, een klein oud centrum en een raadselachtige naam waarvan niemand de herkomst precies weet.

Het avondmaal in het hotel biedt meteen al een blik op de plaatselijke keuken: antipasti van verse inktvis met aardappel en capelli di cipolla rossa di Tropea su spada e verza in carpione: flinterdun gesneden zoete rode ui van Tropea (een lokale specialiteit met herkomstgarantie) op gemarineerde zwaardvis met groene kool. Gevolgd door mezzi paccheri con gallina di mare: een korte pasta met een saus van een soort rode poon.

Het hoofdgerecht – spada fritta, ofwel zwaardvisschnitzel – is minder opzienbarend, maar het diner wordt waardig afgesloten met ambachtelijk ijs vergezeld van een heerlijke plaatselijke moscato passito, zoete wijn van extra lang gerijpte muskaatdruiven.
De oeros van Papasidero

De volgende ochtend bracht een uitbundig kronkelend weggetje ons het binnenland in, door de Valle del Lao. Deze rivier wurmt zich door een diep uitgesleten vallei te midden van steile, maar ondanks de droge zomer frisgroene, bergruggen.

Het woest stromende water van de Lao, dat op deze regenachtige dag bruin gekleurd was, maakt de rivier in het zomerseizoen geschikt voor rafting, dat je hier op verschillende niveaus – ook voor kinderen – kunt bedrijven.
Voor trekkingliefhebbers zijn op de hellingen goed aangegeven paden uitgezet, waaronder oude sentieri dei briganti: roverspaden.
Dankzij het Calabrese klimaat is het hier het hele jaar door goed wandelen, al is het in de zomer wel zaak om vroeg te vertrekken.
In het dorp Papasidero werden we geconfronteerd met een verrassing uit de Oude Steentijd: een prachtige in de rots gekerfde afbeelding van een oeros, de uitgestorven voorvader van onze runderen.

Het kunstwerk is 12-14.000 jaar geleden aangebracht aan de ingang van een grot die 23.000 jaar geleden al werd gebruikt om te schuilen voor regen en wind. De Grotta del Romito is in de afgelopen jaren uitgegraven, waarbij ook 7 meer dan 10.000 jaar oude tombes werden ontdekt.

Opmerkelijk daarbij was dat in 2 daarvan niet één maar 2 personen waren ondergebracht. De geraamtes en een deel van de aangetroffen werktuigen en sieraden – messen, pijlpunten, schelpen – zijn ondergebracht in een klein maar fijn museumpje, terwijl in het omringende bos houten picknicktafels en -banken staan opgesteld.
De grot zelf is niet bijzonder diep, maar zonder meer fascinerend, zeker als er een paar winterslapende vleermuizen plotseling opfladderen.
Orsomarso en het Parco del Pollino
De ruïnes van een paar Griekse kerken (in Calabrië werd in de middeleeuwen nog Grieks gesproken, dat in het zuiden van de regio tot op de huidige dag overleeft als het dialect grico) laten we vooralsnog voor wat ze zijn, en na weer een korte maar fiks meanderende weg komen we aan in Orsomarso.
Napolitaanse cyclaam De route richting Orsomarso
Ook dit dorp is door zijn afstand tot zee behoed gebleven voor de uitwassen van het massatoerisme. Dat betekent niet dat er geen toeristen zouden komen. Integendeel, Orsomarso ligt aan de rand van het Parco del Pollino, dat met zijn 194 hectare een van de grootste van Europa is, en daarmee een magneet voor binnen- en buitenlandse natuurminnaars.
En natuurlijk ook voor de nazaten van de vele Calabrese emigranten: daarvan leven er naar schatting 9 miljoen buiten Calabrië, tegen maar 1,9 miljoen in de regio zelf. We lunchen in een eetgelegenheid aan de ingang van het park met de niet zeer Italiaanse naam Golden Park Ranch.
Buiten eten kan niet, omdat het af en toe regent maar binnen is het eigenlijk leuker: een ouderwetse boerenschuur met lange houten tafels waarvan ook door de week zeker de helft bezet is.
Ditmaal krijgen we typische cucina di terra, ofwel de keuken van het binnenland, geserveerd. Zoals zo vaak in het gastvrije Zuid-Italië is ook hier de tafel afgeladen. Alle gerechten opnoemen zou wat veel van het goede zijn, dus ik houd het bij de meest opvallende.
Zoals de bruschette met tomaat en peperone crusco, gedroogde puntpaprika die een minuut in de kokende olie wordt gegooid en daarna knapperig over de toast of pasta wordt gesnipperd.
De soppressata: grove, met peper en paprikapoeder bereide droge varkensworst die typisch is voor de regio. Met ricotta en porcini (eekhoorntjesbrood) gevulde ravioli, overgoten met een saus van (weer) porcini en room.
Natuurlijk ontbreekt ook de insalata mista niet, van zelfgekweekte groene sla, radicchio, wortel en krachtige lokale olijfolie. En wordt alles overspoeld met een fraai boerse rode huiswijn, gemaakt van de autochtone druivensoorten magliocco en gaglioppo. Lichtrood van kleur en vederlicht van smaak, maar wel mooi 13,5%!
Een wandeling naar het hoogste punt van het dorp levert vervolgens schitterende uitzichten op en in het piepkleine centrum houden we bij het Casa dei Peperoncini, waarvan de muren schuilgaan achter vele kilo’s zondrogende Spaanse pepers.
Casa dei Peperoncini De uitbaatster in haar winkel De buit
Teresa Anna Bottone verkoopt hier – deels door haarzelf geproduceerde – Calabrese prodotti tipici en ook ik kan de verleiding niet weerstaan om cipolle di Tropea, peperoni cruschi, marmellata di cedro (zie verderop), de scherpe smeerworst ‘nduja en de lekker dikke pasta fusilli in te slaan.
Openluchtmuseum Cirella
Daags daarop was het de beurt aan Cirella, een badplaatsje met een groots verleden als haven in de Griekse en Romeinse tijd. Een klein archeologisch museum toont een serie amfora’s en andere overblijfselen uit die tijd, naast een indrukwekkende zeldzame schedel van een oeros.
Maar de voornaamste attractie is het middeleeuwse Cirella, dat een kilometer landinwaarts op een heuvel ligt en in 1808 werd verwoest door een Engels bombardement vanuit zee. (Calabrië was toen bezet door Napoleon en daarmee vijandig gebied voor de Britse marine.)
Chiesa di San Nicola Magno Gids Franca Zicht op Isola Dino
Het oude stadje werd daarna verlaten en vormt nu een openluchtmuseum. De ruïnes van Cirella zijn een paar jaar geleden gerestaureerd, maar zonder iets te herbouwen, zodat ze nog altijd een romantisch gevoel van vergankelijkheid uitstralen.
Dwalend op rotsige paadjes tussen de torens en muren van de duizendjarige burcht en in de kerk van San Nicola Magno, waar nog resten van eeuwenoude fresco’s te zien zijn, voel je je terug in een ver verleden.
Net als in het even verderop gelegen kloostercomplex, dat voor een deel weer in gebruik is genomen voor culturele evenementen. Mooi meegenomen is dat je er ook nog eens een schitterend uitzicht hebt op zee en het vlak voor de kust gelegen Isola Dino.
De cedro: de bijzondere citrusvrucht van de Riviera dei Cedri
Op de terugweg maakten we in Santa Maria del Cedro, in de vlakke, vruchtbare delta van de Lao, kennis met het meest kenmerkende product van dit gebied, dat daarom ook bekend staat als de Riviera dei Cedri.

De cedro is een citrusvrucht die volgens Van Dale in het Nederlands paradijsappel of cedraatappel heet, maar vooral bekend is als leverancier van sukade: de gekonfijte dikke schil van de cedro.
De cedro, ooit bekend als het ‘groene goud’ van de regio, kweekt men hier al eeuwenlang en exporteerde men ooit op grote schaal naar Noord-Europa. Maar hij dreigde te verdwijnen in de jaren 70, toen de struiken massaal uit de grond gerukt werden om de bodem bouwrijp te maken voor al die zomerhuisjes die nu het landschap verpesten.
Paradijsappelen in de kas De trotse kweker Pietro Arieto met het groene goud
‘In de jaren 50 reden hier jaarlijks nog 35.000 vrachtwagens met cedri uit en nu zijn het er nog maar 500,’ legt gids Franca uit. Dat de Calabrese cedro toch nog heeft overleefd, is te danken aan joodse gemeenschappen in de hele wereld.
De cedro is een vast rekwisiet bij het Loofhuttenfeest (dat dit jaar tussen 10-16 oktober valt), waarmee de joden hun 40-jarige zwerftocht door de woestijn herdenken. Maar het moet wel een bijzondere vrucht zijn met gladde schil zonder oneffenheden.

Die kwaliteiten bezit alleen de hier groeiende cedroliscio diamantese, die daardoor ook veel duurder is dan varianten van elders in de wereld. (Sukade is ook een essentieel ingrediënt van de Groninger koek, maar navraag bij Knol’s koek aan het Hoendiep leert dat zijn sukade bereid wordt uit cedri afkomstig uit Porto Rico en Thailand.)
In juli en augustus komen rabbijnen uit Jeruzalem, New York en verschillende Europese steden naar Calabrië om gewapend met meetlat en vergrootglas de mooiste cedri uit te zoeken, vertelt Pietro Arieto in zijn van zonnepanelen voorzien kas, de cedriera. (Andere kwekers verbouwen de cedro nog in de openlucht, maar dat is riskant, omdat de plant uiterst gevoelig is voor kou en het hier in de winter nog wel eens kan vriezen.)

De overgebleven vruchten in de kas zijn nog groen, maar worden bij het rijpen geel en kunnen dan op allerlei manieren gebruikt worden:
- als likeur op de wijze van limoncello; in de frisdrank cedrata;
- in gelato al cedro, met een typische bitterzoetzure smaak;
- in de spaghetti diamantese;
- geserveerd met verse ansjovis, tomaat, broodkruim en geraspte schil van de cedro;
- en in de lichtgroen gekleurde pasta fettucine al cedro, die het uitstekend doet met een saus van venusschelpen of kreeft.
Een leuke verrassing is tenslotte het Museo del Cedro in Santa Maria del Cedro. Het museum, ondergebracht in een voormalige herenboerderij, vertelt alles over de historie van de cedro en de daarvan afgeleide producten.
Museo del Cedro Een keurende rabbijn (foto: Museo del Cedro)
Feest in Buonvicino
’s Avonds is het tijd voor het rustiek tegen een berghelling aan liggende Buonvicino, dat met zijn steile kronkelweggetjes een plaats heeft gekregen op de lijst van de borghi più belli d’Italia, de mooiste dorpjes van het land.

De collectie van het aandoenlijk kleine plaatselijke museum omvat onder meer Byzantijnse en Normandische munten, van de heersers in de 10e en 11e eeuw. Maar wij zijn hier vooral voor het maar liefst 4 dagen durende feest van patroonheilige San Ciriaco, een abt die hier rond het jaar 1000 rondliep.
Patroonheilige San Ciriaco De heilige in zijn kerk
Dit soort manifestaties is, vooral als ze nog niet zijn verworden tot een carnaval voor toeristen, een mooie gelegenheid om ook iets mee te krijgen van het zogeheten Italia profonda, het ‘diepe’ Italië, waar de traditie nog leeft, heiligen oprecht worden vereerd en het hele dorp meedoet.
Ook in Buonvicino, waar het dorpsplein volloopt wanneer plaatselijke muzikanten een aanstekelijke pizzica aanheffen en mevrouw de burgemeester wild aan het dansen slaat met mijn Pakistaanse collega Ejaz.

Verder zijn alle ingrediënten voor een geslaagd dorpsfeest aanwezig: kramen met etenswaar en snuisterijen, affiches met de beeltenis van San Ciriaco en publiciteit voor de bejaarde bard Riccardo Fogli (van I Pooh, voor wie dat nog wat zegt) die daags erop het feest zal afsluiten.

In de plaatselijke trattoria krijgen we onder meer de Calabrese ragù di capra (geitenstoof) voorgezet en wordt de maaltijd opgeluisterd door een van laatste cantastorie (verhalenzangers) die dit beroep nog in ere houden. Wanneer in Calabrië, kijk dus uit of er niet ergens in de buurt een volksfeest gaande is.
Zee, strand en grotten aan de Riviera dei Cedri
De laatste dag begon zonder meer relaxed, met een tocht met de Elettra, een omgebouwde vissersboot die vaart op zonne-energie, afkomstig van 15 panelen op de boot zelf. Voor de kust van San Nicola Arcella voeren we door helder turkoois water langs steil in zee afdalende berghellingen en grillig gevormde grotten met namen als Grotta del Saraceno en Grotta del Frontone.

We kwamen langs het onbewoonde Isola Dino en gingen na een zwempartij aan land op een van de vele bijna lege kiezelstranden. Vandaar liepen we via een klauterweggetje naar het Spiaggia di Enea, waar volgens de legende de Trojaanse koningszoon Aeneas aan wal kwam na de vernietiging van zijn stad door de Grieken.
Isola Dino voor de kust van Calabrië De kust van Calabrië
Dit unieke strand is omringd door hoge rotswanden (wat in de zomer zorgt voor aangename schaduw), en staat met het open water in verbinding door een monumentale natuurlijke spitsboog, de Arco Magno. Voor een verdere beschrijving verwijs ik graag naar de foto’s.
Ik heb de kapitein van de Elettra nog wel gevraagd naar zijn tarieven en die blijken best mee te vallen: 15 euro voor een cruise van 2 uur. De klandizie trekt na 2 jaar corona nu weer aan, zei hij, maar hij zou graag wat meer buitenlandse gasten zien. En daarin staat hij niet alleen.
Diamante: muurschilderingen en pepertjes
’s Middags was het weer tijd voor, ditmaal eigentijdse, cultuur: de muurschilderingen van Diamante, dat sinds het begin van de jaren 80 bekend staat als ‘la Città dei Murales’. Er zijn in Zuid-Italië wel meer dorpen met muurschilderingen – bij voorbeeld in Stigliano in Basilicata en Orgosolo op Sardinië – maar in Diamante zijn ze er al in 1981 mee begonnen.
Toen waren het er 81, maar jaar voor jaar zijn er meer bijgekomen en sinds 2017 wordt in Diamante in augustus het goed bezochte Festival OSA (Operazione Street Art) gehouden. Inmiddels is het totaal aangegroeid tot meer dan 300.
Alles uitgevoerd in een fascinerend en verwarrend ratjetoe van stijlen, waaronder ook een edelkitscherig mozaïek met de ‘diamant van Diamante’, zodat je aan één middag echt niet genoeg hebt. De bijgevoegde plaatjes geven daarom maar een heel bescheiden indruk van de overweldigende veelheid en variatie van de murales van Diamante.
Het stadje is verder bekend door de peperoncino, de Spaanse peper, naast de cipolla di Tropea en de cedro het derde prodotto tipico van de lokale landbouw en gastronomie.
In de eerste helft van september loopt Diamante vol met binnen- en (ook steeds meer) buitenlandse bezoekers tijdens het Festival del Peperoncino dat hier sinds 1992 wordt gehouden. Wij waren daarvoor helaas te laat, maar aan pepertjes is sowieso geen gebrek in Calabrië, de enige Italiaanse regio waar je echt scherp kunt eten. (Al halen ze het niet bij een hete rendang.)
Delicatessenzaken, straatverkopers en boerenbedoeningen hebben ze in de aanbieding en het is niet moeilijk om buiten de stad een veldje rode diavoletti of paarse habanero te vinden. En langs de boulevard staat een vuurrood monument voor, uiteraard, il peperoncino di Diamante.

Kortom, in Calabrië valt best wat te beleven, ook en vooral buiten het toeristenseizoen.

Adressen en verdere informatie over de Riviera dei Cedri
Informatie over Diamante en omgeving is te vinden, ook in het Duits en Engels, op de site van de plaatselijke VVV: www.prolocodiamante.it.
- De site van het Museo del Cedro in Santa Maria del Cedro: www.museodelcedro.com.
- De site van de Grotta del Romito in Papasidero: www.grottaromito.com.
- Het Casa dei Peperoncini in Orsomarso is op Instagram: @lacasadeipeperoncini.
- Het museum van Cirella is op afspraak te bezoeken via mobiel nummer (+39) 349 1512115.
- Het museum van Buonvicino via tel. (+39) 0984 85873.
- Wij waren (uitstekend) ondergebracht in Hotel Riviera Bleu.
- Kijk hier voor andere mooie en voordelige accommodaties in Diamante.
Comments