Net als elk ander seizoen brengt de winter voor de gemiddelde Italiaan zijn eigen uitdagingen met zich mee. Hoe blijf je gezond, voorkom je een longontsteking of een glijpartij tijdens deze vaak verraderlijke maanden?
Hieronder een aantal woorden, begrippen en gebruiken die van pas komen als je in de winter naar Italië gaat.
Inhoudsopgave
1. Winterweer
Gelo betekent vrieskou, vorst. Il gelo duidt op felle koude waarbij alles bevriest. Niet te verwarren met ghiaccio. Hiermee wordt ijs bedoeld, zoals op bevroren plassen of gladde wegen.
Una strada ghiacciata is een met ijs bedekte, gladde weg. Voor dit type weer heeft men de uitdrukking Fa un freddo cane, het is hondekoud, een informele manier om te zeggen dat het bitter koud is buiten. (Vergelijkbaar met ‘het is berekoud’ in het Nederlands.)
2. Winterkleding
Veel Italianen trekken in de herfst al kleding aan alsof de poolkou is gearriveerd en dus verandert er wat dat betreft niet veel nell’inverno.
Let trouwens goed op, vooral bij de uitspraak: inverno is winter, inferno met een ‘f’ is de hel. Eén letter verschil, maar heel veel temperatuurverschil! In de winter ‘dost’ men zich hier dus ‘uit’ met (indossare = dragen!) bijvoorbeeld een:
- cappotto – winterjas; een dikke, lange (wollen) jas.
- piumino – donsjas; een gewatteerde winterjas gevuld met dons (veren), dus lekker warm en licht van gewicht.
- sciarpa – een warme sjaal om de hals, vaak van wol, om je tegen de kou te beschermen.
- guanti – handschoenen.
- stivali – winterlaarzen, vaak gevoerd of waterdicht.
- maglione di lana – wollen trui.
- berretto (di lana) – een warme gebreide muts (letterlijk ‘wollen pet’).
- paraorecchie – oorwarmers bestaan ook in Italië, al zijn ze minder gebruikelijk dan in Noord-Europa.
- ramponcini – lichte rubberen antislipspikes die je onder gewone schoenen bevestigt.
3. Wintersport
Italië is een echt wintersportland en komende winter de organisator van de Olympische Winterspelen van 6 tot 22 februari 2026.
De gaststeden zijn Milaan en Cortina d’Ampezzo. De openingsceremonie wordt gehouden in het San Siro stadion in Milaan en het programma omvat in totaal 16 olympische disciplines. Zie de officiële website voor alle info.
De verschillende wintersporten die de Italianen beoefenen:
- pattinaggio – schaatsen, te onderscheiden in pattinaggio artistico sul ghiaccio, kunstrijden en pattinaggio, hardrijden op de schaats.
- sciare – skiën, te weten sci alpino, afdaling en sci di fondo, langlaufen.
- snowboard – snowboarden, ook wel tavola di snowboard.
- hockey su ghiaccio – ijshockey.
- slittino – sleeën / rodelen, zowel recreatief (met kinderen) als sportief (rodelbanen). Bobsleeën en skeleton heten simpelweg bob en skeleton.
- ciaspolate / escursioni con le ciaspole – sneeuwwandelingen met sneeuwschoenen zijn erg geliefd bij Italianen die van rust en natuur houden.
- arrampicata su ghiaccio – ijsklimmen, spectaculair en geliefd bij avonturiers.
4. Winterkwaaltjes
Gezondheid is een nationale obsessie en de winter brengt een paar extra gevaren met zich mee. Naast de bekende cervicale en colpo d’aria (de gevreesde stijve nek en koude tocht die volgens Italianen tot allerlei kwalen leidt) zijn dat:
- raffreddore – verkoudheid. Als je ho il raffreddore zegt, ben je verkouden (neusverkoudheid, vaak met niezen en loopneus).
- influenza – griep, de virusinfectie met koorts, febbre. Hier kun je je jaarlijks tegen laten inenten met een vaccinazione.
- tosse – hoest, te onderscheiden in tosse secca, irritatie van de luchtwegen zonder slijm en tosse grassa, met ophoesten van slijm.
- mal di gola – keelpijn (letterlijk ‘pijn van de keel’).
En tegen al deze vervelende ziektes zijn er uiteraard ook overgeleverde rimedi della nonna, oma’s remedies, traditionele huismiddeltjes tegen winterkwaaltjes.
Voorbeelden van zulke rimedi zijn een warme kruidenthee (tisana) of honing met citroen tegen de hoest – miele e limone. Zie bijvoorbeeld deze website voor een overzicht.
5. Winterkost
In de winter moet je stevig, calorierijk eten om warm te blijven en daarvoor beschikt de Italiaanse keuken over een aantal gerechten:
- cioccolata calda – warme chocolademelk. In Italië is dit een extra dikke, romige chocoladedrank die je op koude winterdagen opwarmt.
- vin brulé – glühwein; warme, gekruide rode wijn met onder andere sinaasappel, kaneel, kruidnagel en honing.
- panettone – traditionele Italiaanse kerstcake. Een luchtig, hoog gerezen zoet brood uit Milaan, gevuld met rozijnen en gekonfijt fruit, dat met Kerstmis wordt gegeten (vaak cadeau gegeven)
- pandoro – een andere klassieke kerstcake, oorspronkelijk uit Verona. Pandoro (‘gouden brood’) bevat geen rozijnen of sukade en wordt gebakken in een stervormige vorm en bestrooid met poedersuiker.
- lenticchie e cotechino – linzen met vette worst. Dit gerecht van linzen en een gekruide varkensworst wordt traditiegetrouw op oudejaarsavond gegeten. De muntvormige linzen symboliseren rijkdom voor het nieuwe jaar.
- zuppa di legumi – stevige peulvruchtensoep, vergelijkbaar met onze erwtensoep.
- castagne (caldarroste) – (tamme) kastanjes, meestal gepoft/geroosterd. Caldarroste (heet geroosterde kastanjes) worden in de winter op straat verkocht in puntzakken en verspreiden een heerlijke zoete geur. Ook zijn er speciale kastanjemarkten/feesten, de castagnate.
- polenta – een dikke maïspap die vooral in Noord-Italië i n de winter wordt gegeten. Polenta wordt warm geserveerd (vaak met stoofschotel, kaas of worst) en geldt als degelijk wintercomfortfood.
6. Spreekwoorden over de winter
Behalve de eerdergenoemde uitdrukking fa un freddo cane kent de Italiaanse taal nog een aantal andere, typische winterse gezegden:
- Sotto la neve, pane – onder de sneeuw zit brood. Sneeuw is goed voor de landbouw: ze beschermt de aarde en zorgt voor een rijke oogst.
- Gennaio, nevoso, anno fruttuoso – sneeuwrijke januari, vruchtbaar jaar. Een koude, besneeuwde januari voorspelt een goed landbouwjaar.
- Chi dorme d’inverno, mangia d’estate – wie in de winter slaapt, eet in de zomer. Rust en voorbereiding in de winter brengen later succes.
- Febbraio, corto e amaro – februari, kort en bitter. Verwijst naar de kortste maand, vaak ook de koudste en meest onaangename.
- Marzo pazzerello, guarda il sole e prendi l’ombrello – Maart, het gekke maandje: kijk naar de zon maar neem een paraplu mee. Het weer in maart is wispelturig.
7. Winterse feestdagen en gebruiken
Italie kent uiteraard Kerst en Oudjaar als feestdagen maar ook Driekoningen wordt echt gevierd:
- Natale – Kerstmis (25 december). Natale is de belangrijkste winterfeestdag in Italië, een familiefeest waarop men uitgebreid eet en vaak een presepe (kerststal) opstelt. ‘Buon Natale’ betekent Prettige Kerstdagen. Opvallend is dat hier de kerstlunch gebruikelijk is in plaats van het kerstdiner.
- Capodanno – Nieuwjaar. Capodanno (kop van het jaar) duidt op 1 januari, maar de viering begint op oudejaarsavond (Notte di San Silvestro, 31 december). Italianen vieren dit met feest, vuurwerk (minder extreem dan in Nederland) en traditiegetrouw een bord linzen rond middernacht. Het eten van linzen op Oudjaar zou voorspoed en rijkdom brengen in het nieuwe jaar. Men wenst elkaar ‘Buon anno!‘ (Gelukkig Nieuwjaar).
- La Befana – (Epifania, 6 januari). La Befana is een figuur uit de Italiaanse folklore, vergelijkbaar met Sinterklaas. Het is een oud vrouwtje (heks) op een bezemsteel dat in de nacht van 5 op 6 januari cadeautjes en snoep brengt aan kinderen (voor de stoute kinderen laat ze zwarte kolen achter). Op Driekoningen zelf (6 januari, een nationale feestdag) vieren de Italianen deze traditie, waarbij in veel dorpen een pop van de Befana wordt verbrand als afsluiting van de feestdagen. (Vandaar het gezegde: ‘L’Epifania tutte le feste si porta via‘, ‘Met Driekoningen zijn alle feestdagen voorbij.)
Welke wintergewoonten heb jij in Italië meegemaakt? Laat het weten in de reacties!

Comments