Forget Tuscany. Italy’s next luxury destination is Abruzzo. Met die lepe leuze is de Midden-Italiaanse regio Abruzzo een campagne gestart om Europese en Amerikaanse toeristen aan te trekken. Abruzzo is wel eens gedefinieerd als ‘Italiës best bewaarde geheim’, maar als het aan de plaatselijke bestuurders en ondernemers ligt, is na Toscane, Umbrië, De Marken en Piemonte nu Abruzzo aan de beurt aan om een topbestemming te worden. Niet voor massa- en groepstoerisme, maar voor personen die de regio bewust willen beleven en daarbij op zoek gaan naar natuur, cultuur, authenticiteit en lekker regionaal eten en drinken. Kortom, slow luxury.
Een onderliggende boodschap is daarbij, dat de aardbeving die op 6 april 2009 de hoofdstad L’Aquila en talloze dorpen in puin legde, nu definitief tot het verleden behoort. 16 jaar na dato is in L’Aquila 98% van de woonhuizen hersteld en 60% van de publieke gebouwen.
Het heeft lang geduurd, en voor een deel is dat ook te wijten aan de legendarische Italiaanse bureaucratie, maar het herstel van zwaar getroffen woningen en monumenten, volgens anti-aardbevingsnormen en met behoud van het monumentale karakter, is nu eenmaal een tijdrovend – en peperduur – proces. Een tocht door de regio bewijst dat Abruzzo inderdaad klaar is om nieuwsgierige bezoekers te ontvangen.
Inhoudsopgave
1. L’Aquila, Culturele Hoofdstad in 2026






Het gaat nu snel met de wederopbouw van L’Aquila. Het woud van hijskranen boven de stad is in de afgelopen jaren drastisch uitgedund. Steigers en stutten overheersen het straatbeeld niet meer. De straten in het centrum zijn keurig opgeknapt, vers gesausd en in het weekend boordevol.
Cafés en restaurants staan klaar om bezoekers te ontvangen en overnachten kun je in een groot aantal onlangs geopende B&B’s en vakantiehuizen, vaak ondergebracht in vers gerestaureerde antieke palazzi.
In 2026 wordt L’Aquila Culturele Hoofdstad van Italië, mooi op tijd nu ook de voornaamste monumenten weer in hun oude glorie zijn of worden hersteld. Zoals het gemeentehuis, het Palazzo Margherita, waar in de 16de eeuw Margaretha van Parma woonde. (De voormalige landvoogdes der Nederlanden bekleedde later diezelfde functie in Abruzzo.)


De stedelijke schouwburg staat op het punt om heropend te worden. De Dom staat nog in de steigers, maar dat geldt niet voor de massieve Basilica di Santa Maria di Collemaggio. De lievelingskerk van de aquilani werd gesticht door Celestinus V, de laatste paus die vrijwillig aftrad voordat Benedictus XVI in 2013 zijn voorbeeld volgde.
Celestinus vaardigde in 1294 de zogeheten Perdonanza uit, een volksfeest dat nog altijd op 28 en 29 augustus wordt gevierd en gepaard gaat met een buitenkansje voor katholieken: een totale aflaat voor iedereen die op die dagen de basiliek betreedt.

Een absolute must is tenslotte de Bar Fratelli Nurzia, tegenover de Dom, de tempel van de gelijknamige torrone tenero, zachte repen op basis van chocola, honing, eiwit en hazelnoot of amandel. In Italië een waardige afsluiting van het Kerstmaal.
2. Campo Imperatore, filmisch hoogtepunt
Een kwartiertje rijden van L’Aquila leidt de uitrit Assergi van de autostrada naar Fonte Cerreto, een groepje hotels naast het dalstation van de kabelbaan naar de hoogvlakte Campo Imperatore. Eén daarvan, dat wel wat weg heeft van een felgekleurd sprookjeshuis, was korte tijd het gedwongen onderkomen van Mussolini, nadat hij op 25 juli 1943 door zijn fascistische kameraden was weggestemd. (Later werd hij overgebracht naar het hotel op de top van de berg.)



De kabel overbrugt de kilometer hoogteverschil – van 1.130 naar 2.130 meter – in 7 minuten, maar als actief alternatief kun je ’s zomers ook het onderliggende pad gebruiken, een klim van een uur of 3. Boven aangeland kom je in een klein skigebied, waar het in de zomer goed wandelen en klimmen is, tot aan de hoogste top van de Apennijnen, de Corno Grande (2.910 meter).
Daar vind je ook de armzalige resten van een in hoog tempo wegsmeltende gletscher. De lift en de pistes zijn aangelegd in de jaren 30 en lange tijd nogal verwaarloosd, maar sinds kort weer in functie. Mede dankzij de klimaatverandering, waardoor – zo voorspelt de directeur van het complex – de concurrentie van lagergelegen skigebieden in de buurt zal wegvallen: ‘Wij hebben tot ver in april nog voldoende sneeuw.’
Onder het skigebied strekt zich de grootste hoogvlakte van Europa uit, een schitterend nationaal park waar ’s zomers schapen, paarden en runderen vrij weiden en waar regelmatig films werden én worden gedraaid, met grote namen als Arnold Schwarzenegger, Richard Gere, Rutger Hauer, George Clooney en Ridley Scott, wiens hier gedraaide The Dog Stars in 2026 uitkomt.


Een paar in 1975 voor een film aangelegde barakken zijn nu in gebruik als elementaire eetgelegenheden waar je kunt genieten van geroosterd schaapsvlees en scherpe kaas. In de zomer is het op de hoogvlakte idyllisch koel wandelen en fietsen.
Castel del Monte
Aan de rand van de hoogvlakte, in het Parco Nazionale del Gran Sasso, letterlijk de Grote Steen, liggen een paar rustieke middeleeuwse dorpen. Die zijn ook door de aardbeving getroffen, maar de smalle straatjes met hun in blanke steen opgetrokken woningen zien er nu weer prachtig uit.



Castel del Monte gold ooit als Capitale della Transumanza, de hoofdstad van de jaarlijkse trek van de schaapskuddes tussen Campo Imperatore en het warme zuidelijke Apulië. Daarvan is nu niet veel meer over. In vorige eeuwen zwierven op de hoogvlakte 2 tot 3 miljoen schapen rond, nu zijn ze in de duizenden te tellen en zijn schaapshoeders niet meer te vinden.
Maar de traditie leeft in Castel del Monte nog voort in een klein museum met voorwerpen als klompen van schaapshoeders en een metalen halsband met scherpe stekels die hun honden omgelegd kregen zodat de wolven – die hier ook nu nog leven – hen niet naar de keel konden springen.

Bij de plaatselijke kruidenier annex eettent vind je de Canestrato di Castel del Monte, een pittige kaas van rauwe schapenmelk, naast streekproducten als de cicolana di fegato, mortadella d’asino en sugna alle erbe: worsten van varkenslever en ezelvlees en reuzel met wilde kruiden. (Voor wie dit te gortig is, zijn er natuurlijk ook minder exotische spijzen te krijgen.)
Calascio
Even verderop kom je in het Calascio, dat nu minder dan 100 inwoners telt, maar in de middeleeuwen rijk en belangrijk was door de handel in schapenwol, die werd opgekocht door Florentijnse handelaren.

Aan de toenmalige welvaart heeft het stadje, dat sinds de aardbeving grondig is opgekalefaterd, een serie prachtige kerken overgehouden die alleen al een bezoek waard zijn. De oudste daarvan is de 13e-eeuwse Chiesa di San Donato, met haar goed bewaarde, tegelijk ingetogen en levensechte fresco’s.


Uit de 16e eeuw stamt de Chiesa di Santa Maria delle Grazie, die bij de aardbeving licht werd beschadigd en nog wacht op reparatie. Hier overheerst de wel erg uitbundige Napolitaanse barok, met beschilderd en verguld hout dat voor marmer en goud moest doorgaan en aparte altaren voor de acht rijkste families van Calascio.

Naast de kerk ligt een sober ingericht klooster waar nu perfectioneringscursussen voor jonge musici worden gegeven. Calascio is ook het uitgangspunt voor fiets- en trektochten op de hoogvlakte.
Bominaco
Wat verder zuidelijk rijd je door de vlakte van Navelli, die bekend is door de saffraan die hier wordt gewonnen. Eind oktober kleuren de velden hier paars van de krokussen, waaruit het ‘goud van Abruzzo’ wordt gewonnen.

In het gehucht Bominaco vind je naast een Romaanse kerk en een middeleeuws kasteel een gotisch juweeltje, het Oratorio di San Pellegrino, een martelaar uit de streek voor wie al in de 7e eeuw een heiligdom werd opgericht. De wanden van het kleine gebedshuis, dat bekend staat als de ‘Sixtijnse Kapel van Abruzzo’ en sinds 1996 Werelderfgoed van de UNESCO is, zijn integraal beschilderd met fresco’s.

Als een middeleeuws stripverhaal vertellen die de toenmalige analfabete gelovigen het leven en lijden van Christus en de van de plaatselijke heilige, alsook het Laatste Oordeel, met een paar fraaie baarlijke duivels. Als je met behulp van een gedegen reisgids de schilderingen indringend bekijkt, dan ben je al gauw een uurtje verder.
De grotten van Stiffe

Op 15 kilometer afstand van L’Aquila kun je bij regenachtig weer of juist bij gloeiende hitte aangenaam terecht in de Grotten van Stiffe, die liggen in het Parco Regionale Sirente-Velino, genoemd naar de twee respectievelijk 2.800 en 2.300 meter hoge toppen. De kans dat je hier alleen bent is gering, want met 40.000 bezoekers per jaar zijn de grotten een van de voornaamste toeristentrekkers van Abruzzo.
De meer dan een kilometer diepe grotten, waar in de Steentijd al holbewoners huisden, zijn sinds 1991 opengesteld voor het publiek. Bezoekers volgen een parcours van heen en terug 1.400 meter langs een ondergronds riviertje dat wordt gevoed door een bron in de grot zelf.
In de schaarse verlichting maken stalactieten, stalagmieten, holen en zalen een feeërieke (gebruik ik dat woord ook eens) indruk, maar het meest indrukwekkend zijn 2 ondergrondse watervallen, die neerkletteren in kristalheldere poelen.
Informatie: van 1 april tot 15 oktober kun je de grotten bezoeken van 10 tot 18 uur. De rest van het jaar sluiten ze een uurtje eerder. Het bezoek is altijd onder leiding van een gids en duurt ongeveer een uur.
De tickets kosten € 12 voor volwassenen. Kinderen tussen de 6 en 14 jaar, personen ouder dan 70 en studenten betalen € 10. Voor kinderen onder de 6 jaar en gehandicapten met hun begeleider is de toegang gratis.
Kleed je wel warm aan: de temperatuur in de grotten is met zo’n 10º C best laag, ook op een warme zomerdag!
Meer informatie over de grotten vind je op de website.
Goriano Valli
Het park van Sirente en Velino is enorm – 59 duizend hectare, net zo veel als de Nederlandse Noordoostpolder – en dun bevolkt. Een kronkelweg door het park voert door oneindig loofwoud langs pittoreske grijze dorpen naar Goriano Valli, een frazione(buurtschap) van het middeleeuwse stadje Tione degli Abruzzi. (Voor 1930 werd Abruzzi ook in het meervoud gebruikt en in sommige plaatsnamen leeft die spelling nog voort.)



Als zoveel Abruzzese bergdorpen loopt het geleidelijk aan leeg, zodat het nu nog maar 60 inwoners telt, die in de zomer, wanneer emigranten terugkomen op vakantie, aangroeien tot 130. Om de ontvolking tegen te gaan wordt hard geprobeerd om bezoekers te trekken, door B&B’s te openen en routes uit te zetten voor wandelen, trekking en mountainbiken.
In Goriano hebben ze daarnaast een originele attractie gevonden in het MuDi, het Museo Diffuso (verspreid museum). In 16 woningen zijn vertrekken ingericht die een beeld geven van het verleden: een vooroorlogs winkeltje, een middeleeuwse armenwoning, stallen van schapen en ezels, een wijnkroeg, een (echte) 12eeeuwse toren, enz.
Niet heel spectaculair en lang niet altijd open, maar zeker sympathiek, vooral omdat de inwoners iedere bezoeker hartelijk verwelkomen. Als toppunt van onthaasting kun in de omringende bergen wandelen met een ezel aan de hand.
Pennapiedimonte
Het 3de grote landschapspark van abruzzo is het Parco Nazionale della Maiella, naar het gelijknamige gebergte waar de hoogste top, de Monte Amaro (Bittere Berg) de 2800 meter haalt. Een mooi uitgangspunt voor bergwandelingen vormt hier Pennapiedimonte, dat op 700 meter hoogte ligt.


Het dorp is bekend door een eeuwenoude traditie van scalpellini (steenhouwers), die lang geleden hun woningen uithakten in de steile berg, vervolgens gevels maakten voor de wijde omgeving en nu als beeldhouwers werken.

Vanaf het oudste deel, waar in een grot een modern hotel is gevestigd, heb je een adembenemend uitzicht op het Maiella-massief en een honderden meters diepe kloof. Interessant is dat in Pennapiedimonte het doel om nieuw volk binnen te halen al lijkt bereikt.

Onder de 450 inwoners zijn 150 buitenlanders. Een Britse familie noemt het klimaat als voornaamste reden, Amerikanen vinden het eenvoudig en niet duur en allemaal zijn ze enthousiast over de natuur, de rust en de mensen.
Villamagna



Even verderop, minder dan 20 kilometer van de Adriatische kust, zegt Villamagna het met wijn. De heuvel waarop het 2400 inwoners tellende stadje is gebouwd, is omringd door wijngaarden waarin vooral de in de regio alomtegenwoordige rode Montepulciano d’Abruzzo – niet te verwarren met de Toscaanse Nobile di Montepunlciano! – wordt verbouwd.
Sinds kort kan de wijn van Villamagna pronken met het predicaat DOC (Denominazione d’Origine Controllata, te vergelijken met de Franse Appellation Controlée). Om Villamagna DOC te heten, moet de wijn zes maanden in barriques (kleine vaten) rijpen en twaalf maanden om Riserva te heten. Het aantal wijnreizigers en -proevers neemt gestaag toe en producenten en hotels in Villamagna richten zich daarom grif op de ospitalità del vino.
Wie in de zomer rood wat zwaar vindt, kan zijn heil vinden in – voorheen in Abruzzo zeldzame – rosé en witte wijnen als de bijna verdwenen, maar herontdekte plaatselijke cultivar cococciola. Proost!
Abruzzo, hoe kom je er?
Reizen door Abruzzo kun je het beste doen met de auto. Vanuit Rome kom je in anderhalf uur over via de A24, de Autostrada dei Parchi, naar L’Aquila. De bus die vanaf het Stazione Tiburtina in Rome vertrekt, doet er niet veel langer over.
De trein is in Abruzzo nauwelijks een optie, omdat er behalve aan de kust in Abruzzo geen frecce (sneltreinen) rijden. Maar als je de ommelanden wilt verkennen, is eigen vervoer vrijwel onontbeerlijk.
Wil je de Abruzzen zelf ontdekken? Ga dan het liefst in het voorjaar of het najaar. Maar als je niet buiten de zomermaanden op vakantie kunt, dan is er geen man overboord. Het is hier minder toeristisch druk dan in Toscane.
Tip: Hier vind je een lijst met de mooiste plekken om in de Abruzzen te verblijven.


Comments