Het weer, het eten, de natuur… Genoeg redenen om me na mijn afstuderen in Italië te vestigen. Het moest goed gaan komen qua werk, ik sprak de taal al – geleerd tijdens de vele zomers dat ik als serveerster aan de Adriatische kust had gewerkt – en was afgestudeerd aan het Amsterdam Fashion Institute.
Mode is toch zeker onlosmakelijk verbonden met Italië? Jazeker… maar dat geldt ook voor vriendjespolitiek! Ik liet me al snel beïnvloeden door de fatalistische houding van mijn Italiaanse vrienden: ‘Je moet echt iemand in het bedrijf kennen hoor, wil je aangenomen worden.’ En na een flink aantal teleurstellende sollicitatiegesprekken in de mode-industrie (‘Je moet eerst wat ervaring opdoen, probeer het daarna nog maar eens.’) besloot ik het op een andere boeg te gooien: talen.
Gek op taal
Altijd ben ik al gek op taal geweest. En taal opent deuren, vooral in Italië. Taal is gemiddeld genomen niet het meest sterke punt van de Italianen. Ook al wordt Engels vanaf vrij jonge leeftijd onderwezen, het op de werkplek spreken is een ander punt. Verder blijkt dat het feit dat op tv alles in het Italiaans wordt ingesproken averechts werkt.
Dit is dus allemaal in mijn voordeel en ik heb dan ook de eerste jaren in Italië makkelijk werk kunnen vinden. Van een exportkantoor voor Italiaanse wijnen naar Duitsland tot assistant-manager in een hotel. Waar men iemand zocht die een ‘woordje buiten de grens’ sprak werd ik aangenomen. Ook heb ik met veel plezier bijlessen Engels en Duits gegeven aan kinderen van de basisschool.
Plaatselijk dialect
Een ander aspect dat met taal te maken heeft is het feit dat gesproken taal vaak met het plaatselijke dialect doorspekt is. Zo heb ik mij er flink op verkeken hoe snel ik mij, naast het Italiaans, het Veronese dialect eigen moest maken. Ik dacht aanvankelijk dat het voldoende zou zijn Italiaans te leren spreken om goed en effectief vrienden te maken, werkrelaties aan te gaan en het dagelijkse leven te ‘leven’.
En inderdaad is dat een belangrijke, noodzakelijke, eerste stap. Maar om nog dichter tot mensen te komen bleek het dus minstens zo belangrijk ook het plaatselijke dialect te begrijpen en het enigszins te kunnen spreken. Inmiddels begrijp ik het en spreek ik ook een aardig woordje in het plaatselijke dialect. Maar zo heeft elke streek z’n eigen dialect of tongval en dat heeft voor genoeg misverstanden gezorgd!
Zo krijg je als je in Veneto lasagne bestelt, een soort platte spaghetti. Wil je de lasagne zoals wij en de rest van Italië het kennen moet je pasticcio bestellen. Je vriendengroep heet in Verona butei, in Vicenza echter (de aangrenzende provincie!) heb je het over tosi.
Verbazing
In de ruim tien jaar dat ik hier nu woon heb ik me bijna dagelijks over dingen verbaasd, heb ik ontzettend van het eten genoten en heb ik me tegelijkertijd ook verschrikkelijk geërgerd aan de stugge bureaucratie. Ik heb me ondergedompeld in een cultuur die mijlenver van mijn nuchtere Nederlandse ‘zijn’ staat.
Soms waardeer ik het vermogen voor improvisatie van de Italianen: gezellige etentjes worden op het laatste moment georganiseerd, niemand doet hier moeilijk over, niets wordt weken van tevoren in de agenda genoteerd. Lekker spontaan dus!
Maar op werkgebied wordt dit vermogen voor improvisatie een element dat mij mateloos kan irriteren. Levertijden moeten altijd met een flinke korrel zout genomen worden. De gedachte is vaak: ‘we zien tegen die tijd wel hoe we het voor elkaar gaan krijgen’, om het dan vervolgens steevast te laat te leveren.
Om hier een balans in te vinden is voor mij een uitdaging en juist de reden waarom ik het heerlijk vind hier te wonen!
Dat en natuurlijk het weer, het eten, de natuur…



Comments