Als ze ergens verstand van hebben in Italië is het wel van olijven. Van olijven persen tot de fles of karaf voor de olijfolie. Zoals wij in Nederland praten over het weer en denken dat we daar alles van weten, zoals ze in Schotland praten over hun nationale drank, zo zijn Italianen bezig zijn met die olijfolie. Zo vaak en met sterke verhalen dat ze menen zelfs dat het verschil menen te kunnen proeven tussen olie uit het noorden of Toscane. Zoals Schotten proeven of de whisky uit de Highlands komt of van de kust.
Stokoude olijfbomen
Goede olijven groeien aan steenoude olijfbomen. Zoals onlangs een Italiaan met trots zei bij een nieuw stukje olijfboomgaard: ‘Die bomen zijn minstens duizend jaar oud!’
Olijfbomen die sterk zijn en tegen elk weer kunnen als ze op de goede grond staan, voldoende water, kalk, veel zon en zo nog het een en ander, krijgen. Tenminste, als het niet te koud wordt. Onder de min 6 zouden de olijven kunnen bevriezen. Maar voor het zo koud is… En net als de bloembollen in ons land, moeten die olijven vooral niet helemaal tot wasdom komen. Op tijd van de bomen af en dan naar de pers.
Maar hoe haal de kleine vruchtjes van een knikker grootte uit een boom als je er duizenden per boom moet doen? En er tientallen bomen nodig zijn om een enkel litertje te persen?
Kinderwerk
Dat is (kinderlijk) eenvoudig. In de herfstvakantie leg je enorme netten onder de bomen en vervolgens heeft de jeugd een weekje vrij van school. Geen bloembollen rapen in de vroege zomer, maar olijven uit de bomen slaan in de herfst. Met lange stokken. Dan de netten dicht en alles op de kar.
De olijvenverwerking gaat vaak nog zoals in vroeger dagen de melk in Nederland werd weggewerkt. In fabrieken of fabriekjes die eigendom zijn van een coöperatie. De boeren in de buurt hebben ‘gewoon’ enkele mannetjes die niet meer geschikt zijn als boer of te oud werden aan de pers gezet.
Als de olijven binnenkomen wordt genoteerd van wie, hoeveel en waarvandaan. En hoe ze het ook doen, het idee blijft bestaan dat iedere olieboer de olie krijgt van de eigen boomgaard. Apart geperst en apart in de opslagtanks gedaan. Dan kan iedere boomgaardeigenaar zelf z’n olie bottelen en verkopen.
Natuurlijk weten we wel dat de grote (boeren)producenten de olie inleveren in een grote fabriek en dat daar fabrieksmatige olie gemaakt wordt.Natuurlijk snappen we wel dat veel olie in ons land uit Noord-Afrika komt. Maar die echte komt natuurlijk uit Italië. Van die kleine producent.
Tip: olijfolieperserij in Montecatini Alto
Olieproducenten hebben hele verhalen over de eerste persing, de koude persing, fermenteren en wat al niet. Ze kletsen als het moet een heel maaltijd vol over olijven en olie. En dat wil wat zeggen in Italië, want eten duurt een eeuwigheid. Of in elk geval anderhalf uur.
Olijfolie is een product waar je in Italië niet omheen kunt. Maar ja, we schrijven hier geen handleiding over hoe je olie moet behandelen. Wat wel leuk is, is eens te gaan kijken naar de productie in zo’n coöperatieve opzet. Als je de vakantie toch al doorbrengt in Toscane, rij dan eens naar het alleraardigste stadje Montecatini. Niet beneden blijven, maar de kabelbaan nemen naar Alto. Of gewoon per auto de berg op.
Boven ga je even naar links en dan ineens is er aan de rechterkant zo’n mooie oude coöperatieve olijfolieperserij. Om te bezichtigen. Van olijf tot fles. Met uitleg, eten en drinken. Leuk! En het kost slechts wat je er zelf voor wilt betalen….
Natuurlijk ga je naar huis met enkele flessen echte boerenolijfolie. Geen fabrieksmateriaal, geen olijven uit Marokko die al weken op de kade wachten op de pers, maar pure olijfolie. Gezond en eerlijk.
Thuis ook maar eens gebruiken. Gezond? Och, niet gezonder dan olie uit raapzaad of aardnotenolie. Maar wel pijnremmend. Met dezelfde bestanddelen als veel ‘pijnsnoepjes’ van de drogist. En erg lekker, natuurlijk.
Rammelende flessen in de auto. Als wij naar Italië gaan, komen er tegenwoordig meer flessen olie mee naar huis dan er flessen wijn in de auto terecht komen… Niet te hard remmen, dus.
Foto olijven: Pixabay
Comments