Aart Heering
‘Skiën wordt nooit meer een massasport,’ voorspelt Giorgio Munari. De CEO van Monterosa Ski, dat een groot aantal skiliften exploiteert aan de zuidhelling van het Monterosa-massief in Piemonte en de Valle d’Aosta, zei dit afgelopen zondag in een interview met La Stampa.
Het populairste dagblad van Noordwest-Italië heeft een onderzoek gepubliceerd over de prijsontwikkeling in de voornaamste wintersportplaatsen in de Italiaanse Alpen. De uitkomst daarvan stemt niet vrolijk: in de afgelopen 2 jaar zijn de liften 15-20% duurder geworden. In hotels moet je (in het hoogseizoen) een kwart meer betalen dan in 2021-2022 en in restaurants 23%. Dat is, zoals La Stampa opmerkt, beduidend meer dan de inflatie.
Uitbaters: prijsverhogingen zijn onvermijdelijk
Alleen de skischolen blijven beneden de +15% in vergelijking met 2 jaar geleden. Volgens de uitbaters zijn de verhogingen onvermijdelijk. Door de pandemie en de oorlog in Oekraïne zijn de energiekosten verviervoudigd en ook de materiaalkosten zijn met meer dan de helft gestegen.
‘Het onderhoud van de apparatuur kwam 3 jaar geleden op 400.000 euro en nu op 650.000,’ zegt Giovanni Brasso, de CEO van het skigebied van Sestrières in Piemonte. Tel daarbij dat door de klimaatverandering steeds vaker sneeuwkanonnen worden ingeschakeld, dan zal dat vermoedelijk ook niet minder worden.
In het complex Dolomiti Superski in Trentino en Zuid-Tirol (met onder meer de fameuze Sella Ronda) gaat een dagkaart dit seizoen 80 euro kosten, 6 meer dan vorig jaar. In Madonna di Campiglio (Trentino) 72 euro in het laagseizoen en 79 in het hoogseizoen, 10 meer dan in 2022-2023. In Monterosa Ski gaan de dagkaarten van 60 naar 65 euro en elders in het Aostadal liggen de prijzen tussen de 50 en 65 euro.
‘Skiën wordt nooit meer een massasport.’
Giorgio Munari, Monterosa Ski
Toch kan het ook goedkoper
Relatief goedkoop is Breuil-Cervinia, waar je afhankelijk van het seizoen tussen de 47 en 53 euro neerlegt. Van hieruit kom je in een grensoverschrijdend skigebied op de Matterhorn, dat je ook bereikt vanuit het meer mondaine Zwitserse Zermatt, waar je voor een skipas 20% meer betaalt.
Nog minder – 31,50 tot 33,50 – ben je kwijt in het nabije Valtournenche, dat een kleiner aantal liften heeft. Ook Bardonecchia, een van de plaatsen waar de Olympische Winterspelen van Turijn 2006 werden uitgevochten, is betrekkelijk goedkoop gebleven met een verhoging van slechts 5%: van 44 naar 46 euro.
In Limone Piemonte zijn de prijzen zelfs onveranderd gebleven: 41 euro online en 43 aan de kassa. Dit skigebied op de grens met Frankrijk werd in 2020 zwaar getroffen toen bij een storm de voornaamste toegangsweg tot Limone, de tunnel van de Col de Tende, ontoegankelijk werd. Maar volgend jaar moeten de herstelwerkzaamheden zijn voltooid en de bedrijfsleiding hoopt met lage prijzen het verloren publiek terug te winnen.
Met dat al verschillen de prijzen in Italië niet zo veel van die in Oostenrijk of Frankrijk, waar je ook op fikse verhogingen moet rekenen. Maar goedkoop is een dagje skiën niet direct, en het wordt steeds duurder en daarmee voor de kleine beurs steeds moeilijker.
Tip: kijk eens naar de kleinere skigebieden
Als je niet al te duur uit wil zijn, luidt daarom het advies van La Stampa, kijk dan uit naar kleinere, minder bekende skigebieden zoals de Alta Valle di Susa in Piemonte (48-50 euro) of Ponte di Legno op de grens van Trentino en Lombardije (56 euro). Die hebben minder hoge onderhoudskosten en kunnen het zich niet veroorloven om met al te hoge prijzen klanten af te schrikken.
Wil je nog minder uitgeven, dan zijn er nog actieve en gezonde alternatieven voor de al te vaak bomvolle pistes, zoals skitrekking, sneeuwschoentochten en langlaufen.
Comments