Hans Ester verblijft ieder jaar gedurende een aantal maanden in Italië en hij kent
de geheimen van il bel paese goed. Sterker nog, hij heeft er zelfs een boek over geschreven: Italië en haar mysteries (sic). Op dit moment werkt Hans aan een historische roman.
In Italië en haar mysteries gaat het onder andere over het Italiaanse verkeer, de dood, heilige plaatsen en de notaris. Dat doet Hans aan de hand van verschillende plekken die hij heeft bezocht. Een overzichtskaartje vind je voor in het boek.
Hieronder vind je het verhaal van de negentien mysteries die Hans Ester in zijn boek beschrijft. Het gaat over San Marino en de twee andere onafhankelijke staatjes binnen Italië.
Trotse kostgangers
“Kan ik hier met euro’s betalen?” De ober op een terras op de Piazza
della Libertà in San Marino kijkt mij verbaasd aan. “Natuurlijk,” zegt
hij, “wij hebben zelfs een eigen euromunt.” Hij zoekt in zijn portemonnee
en toont me een muntstuk van één euro met het wapen van
San Marino erop. Hij straalt. “Grazie”, zeg ik en steek mijn hand uit
om het wisselgeld aan te pakken maar hij staat hem niet af. Ik krijg
een reguliere Italiaanse munt terug. De San Marinese euromunten
zijn schaars en gewild. Verzamelaars zijn er dol op. Lachend neem
ik afscheid van de muntenverzamelaar.
Vandaag bezoek ik San Marino, één van de drie soevereine staatjes
binnen de landsgrenzen van Italië. San Marino, een onafhankelijke staat in het oosten van Italië kent geen douane of pascontrole, het stadje zou zo maar een reguliere
plaats in Le Marche kunnen zijn. In het Palazzo Pubblico zetelt de
regering van het ministaatje. Het regeringspaleis is van binnen
en buiten zeer mooi gerestaureerd. Vóór het palazzo staan twee
mannen van de Guardia di Rocco (de burchtenwacht), de een staat op
wacht en de ander wacht op vragen van toeristen. Op de Piazza della
Libertà, het plein voor het Palazza Pubblico, staat het vrijheidsbeeld
La Statua della Libertà. Zij is het zinnebeeld van San Marino. De
folders vertellen dat San Marino de oudste nog bestaande republiek
op aarde is die onderdeel uitmaakt van het ‘Werelderfgoed van de
mensheid’. Volgens de legenden is San Marino gesticht in de 4e
eeuw door een monnik met de naam Marino. In de Biblioteca di
Stato liggen de documenten die door de eeuwen heen de vrijheid en
onafhankelijkheid van deze staat hebben bevestigd. Een vriendelijke
bibliothecaresse vertelt me dat ik Quid est libertas (Wat is vrijheid?),
het stichtingsdocument van San Marino, niet kan bezichtigen. Het
document uit 1296 ligt goed opgeborgen op zolder. Zelf heeft ze de
vijf meter lange papierrol ook maar één keer gezien. Ze vindt het
kennelijk bijzonder dat iemand naar de oprichtingsstukken vraagt
en ze doet erg haar best om me van informatie te voorzien.
Klauterend over de Salita al Montale (stijgend bergpad) ervaar ik
waarom het land autonoom heeft kunnen blijven. De Monte Titano,
de berg waarop San Marino ligt, is niet alleen hoog (750 meter) maar
aan drie kanten ook zeer steil. Het stadje ligt op een bergkam. Zeker
in de middeleeuwen was dit een onneembare vesting. Er zijn echter
ook tijden geweest dat San Marino bezet is geweest door vreemde
mogendheden maar dit was altijd van korte duur. De machtige
beschermheren van San Marino: Karel V, Frederik I Barbarossa
(Duitse keizer), de paus en daarna ook Napoleon, zorgden ervoor
dat San Marino na vreemde overheersing zijn vrijheid snel weer
terugkreeg. Op de Monte heeft men bij helder weer een prachtig
uitzicht over het landschap en in het oosten is de Adriatische Zee
goed zichtbaar. Het rijk was voor de omringende hertogdommen
geen plaats van groot strategisch belang, men kon er makkelijk
omheen. Had San Marino dichter aan de kust gelegen, dan was dit
waarschijnlijk anders geweest. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was
de rots geen onneembare burcht meer. Hitler trok zich niets aan
van de neutraliteit van het land en bezette de Monte in 1943. De
drie torens, die eerder San Marino zo krachtig hadden beschermd,
vormden geen enkele belemmering. De met musketten gewapende
militie was geen obstakel voor de Duitsers. Over deze bezetting wordt
in de toeristische folders overigens met geen woord gerept.
Na WO II is de soevereiniteit van San Marino wederom bevestigd
door Europa. Het kleine staatje is nu lid van de Raad van Europa
en waarnemend lid van de Verenigde Naties. San Marino wordt
beschouwd als behorend bij Italië. De San Marinese euro is ook
gekoppeld aan de Italiaanse. Het landje is echter geen lid van de
EU, dit zou te duur zijn. San Marino heeft nog wel het bankgeheim,
terwijl de EU-lidstaten dit hebben afgeschaft. Deze onverwachte
maas in het EU-bankennet ontstaat doordat het landje wél de euro
als munt voert maar geen lid is van de EU. Terwijl de overige Europese
landen steeds meer eenheid nastreven, houdt San Marino zich
staande als dwergstaat. Het leeft in het verleden, met toestemming
van de wereldgemeenschap. Zonder steun van de grootmachten zou
het landje immers snel verdwijnen.
De Sammarinesi, zoals de bewoners van het land zichzelf noemen,
zijn trots op hun soevereiniteit. In elke straat vind ik wel een beeld
of plaquette met het woord Libertas. Het land is een democratie, om
de vijf jaar zijn er verkiezingen voor de zestig zetels van de Consilio
Grande. Deze raad kiest vervolgens iedere zes maanden twee Capitano
Regenti, zij vertegenwoordigen de staat en vormen de uitvoerende
macht. De Sammarinesi spreken weliswaar de Italiaanse taal maar
ze zijn geen Italiaan. Men laat in alles merken een eigen natie te
zijn. Naast een eigen euro zijn er postzegels, een vlag, een volkslied
en zelfs een nationaal voetbalteam. De auto’s hebben zonder uitzondering
een landensticker RSM (Repubblica San Marino) achterop
zitten. Verder is men voor het onderwijs, de muntunie en voedsel
afhankelijk van Italië. Maar sinds 1848 is de gezondheidszorg gratis
voor alle inwoners!
Het is ook aandoenlijk, zo’n klein staatje met nog geen 30.000
inwoners op 60 vierkante kilometer. De tijd heeft hier stilgestaan.
Het is folklore: het stadje, de gendarmerie, de burchtwacht en dat wil
iedereen weleens van dichtbij zien. De kleding van de politie en het
leger wordt vermoedelijk om die reden al jaren niet meer aangepast
aan de tegenwoordige kleuren en pasvormen. Het doet allemaal aan
een operette denken. Het land maakt zijn geschiedenis te gelde, er
komen twee miljoen toeristen per jaar.
Vaticaanstad
Italië heeft nog meer vreemde kostgangers binnen haar grenzen.
Vaticaanstad is nog kleiner, daar wonen op een halve vierkante
kilometer nog geen duizend inwoners. Dit gebied is in 1929 bij het
verdrag der Lateranen door Mussolini aan de heilige stoel gegeven.
Op dit grondgebied heeft Italië geen zeggenschap. Het is exterritoriaal
terrein, dat wil zeggen buiten het staatsgebied van Italië vallend.
Net zoals de militaire oorlogsbegraafplaats in Margraten een stukje
Amerikaans grondgebied in Nederland is.
Bij binnenkomst passeer ik geen douane, er is een open grens met
Italië. Nauwelijks binnen word ik omarmd door de colonnade van
het Sint-Pietersplein. De toegang tot de Sint-Pieter of het museum
gaat wel via een detectiepoortje vanwege de veiligheid. Vaticaanstad
kent geen democratie, het is een pontificaat, een regering door de
pontifex, in dit geval de paus. Om die reden is het land slechts waarnemend
lid van de Raad van Europa. Een bezoek aan Vaticaanstad
voelt ook meer als een visite aan de Sint-Pieter, de belangrijkste kerk
van het katholicisme, dan een landentrip. De machthebber wordt
hier gekozen in een besloten vergadering, een conclaaf. Misschien
hebben de duizend paspoortdragers van Vaticaanstad wel het idee
een ‘Vaticaner’ te zijn, maar ik ervaar de stad toch vooral het religieus
centrum van de Rooms-Katholieke kerk.
Tot ver in de negentiende eeuw heeft het Vaticaan ook wereldlijke
macht gehad. Grote delen van Midden-Italië maakten deel uit van
de kerkelijke staat. De paus werd destijds Papa-Re (paus-koning)
genoemd. Een kardinaal was destijds ook een machtsfactor die
invloed in de staat betekende. Rond 1850 kwam de soevereiniteit
van de kerkelijke staat ernstig in gevaar bij de strijd rond de eenwording
van Italië. Na een oproep van de paus om hulp hebben ook Nederlanders de soevereiniteit van de paus verdedigd. Deze mannen worden de Zouaven genoemd, naar de Berberstam Zouaoua, waar
de eerste huursoldaten voor de paus werden geronseld. Het heeft
allemaal niet mogen baten, in 1871 is de kerkelijke staat opgegaan in
het koninkrijk Italië. In 1929 was men blij weer een soevereine staat
te kunnen vormen op de huidige vijftig hectaren.
In de Tweede Wereldoorlog heeft het Vaticaan formeel geen partij
gekozen. Sommigen vinden dat de paus zich nadrukkelijk tegen
de Jodenvervolging had moeten uitspreken. Anderen verklaren
dat het Vaticaan juist veel Joden gered heeft uit de handen van de
Duitsers. Bij aankomst van de Duitse troepen in Rome in 1943
heeft de Gestapo wel gezocht naar anti-Duitse activiteiten van het
Vaticaan. Ze konden echter niets vinden en hadden daarmee geen
aanleiding om de neutraliteit van het Vaticaan te schenden. Dit is
meer een politieke afweging geweest. Ze hadden weinig weerstand te
verwachten van de soldaten van de Zwitserse garde, de lijfwacht van
het Vaticaan. Deze soldaten zijn herkenbaar aan hun middeleeuwse
kledij, ze dragen kurassen (borstharnassen), een helm en hebben een
hellebaard (een soort spies) als wapen.
Sereen lopen de geestelijken in de kleuren rood, paars en zwart over
het Sint-Pietersplein, zij wonen en werken hier. Deze kardinalen,
bisschoppen en priesters hebben hun leven gewijd aan de kerk en
het evangelie dat zij uitdraagt. Ze maken op mij een rustige indruk,
ze voelen zich thuis in dit milieu, het is hun natuurlijke habitat. De
sereniteit heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat de toekomst
hier belangrijker is dan het heden of het verleden. Bereiden deze
‘Vaticaners’ zich wandelend over het plein voor op een nieuw, een
hemels rijk? De heiligverklaringen zijn daar de symbolen van. In de
Sint-Pieter liggen ze begraven, de doden die leven in het hiernamaals.
Als bemiddelaars kunnen ze de gelovigen ook een plek in de hemel
bezorgen. Deel uit te maken van deze gemeenschap die de mensheid
heil verkondigt, vervult de geestelijken met trots. Ze lopen fier over
plein. De ‘jongens’ van de Zwitserse garde roken ondertussen hun
sigaretje bij de poort van kazerne aan de rand van het plein.
De paus oefent de soevereiniteit uit. Hij vertegenwoordigt het religieus
leiderschap naar buiten toe. Zoals in Nederland de koning een
kabinet met ministers heeft, heeft de paus een curie die de kerkelijke
en wereldlijke zaken regelt. De wereldlijke zaken worden voornamelijk
behartigd door de kardinaal-staatssecretaris. Het volkslied van
Vaticaanstad wordt regelmatig ten gehore gebracht. Met Pasen en
Kerst wordt vóór het Urbi et Orbi (het gebed voor de wereld en de
stad) de hymne over de hele wereld uitgezonden. Weinigen zullen
beseffen, dat de paus ook soeverein vorst is van het ministaatje. De
staat is autonoom maar geheel afhankelijk van Italië. Het Instituto
per le Opere di Religione, de bank van het Vaticaan, heeft niet een heel
gunstige naam. De bank zou een belangrijke rol hebben gespeeld bij
de zogenaamde ´rattenlijnen´. Dit waren na de oorlog de ontsnappingsroutes
voor nazi´s en fascisten naar Noord en Zuid-Amerika.
Korter geleden, in 2010 heeft de Italiaanse justitie 23 miljoen euro
van het instituut in beslag genomen en is er een onderzoek gestart
naar mogelijke witwaspraktijken. Niet iets om trots op te zijn. De
Katholieke Kerk is rijk, veel rijker dan het welvarende San Marino.
Het blijft onbegrijpelijk dat die rijkdom niet gedeeld wordt met de
armoe- en hongerlijdende landen in de wereld.
Ook Vaticaanstad heeft een eigen euro en postzegels. Ter onderscheiding
heeft men een eigen landensticker ‘V’ achter op de auto’s en
de nummerborden beginnen SCV (Stato della Città del Vaticano). De
buitenwereld kan Vaticaanstad dan wel zien als een religieus centrum
maar anders dan bij San Marino heeft men ook de mogelijkheid de
wereld te beïnvloeden. Als waarnemend lid van de Raad van Europa
en de VN kan men op hoog politiek niveau de rooms-katholieke
mores uitdragen. Men heeft weliswaar geen macht maar spreekt wel
met gezag vanuit de religie, waardoor de paus zich als moreel leider
kan opwerpen.
De Maltezer Orde
Italië herbergt nog een derde kostganger: ‘De Soevereine Militaire
Hospitaal Orde van Sint-Jan van Jeruzalem, van Rhodos en van
Malta’, kortweg de Maltezer Orde. Een soevereine ridderorde zonder
grondgebied maar wel met een lange geschiedenis. De orde heeft
geen land en derhalve zijn er ook geen inwoners. Wel zijn er ongeveer
13.000 katholieken lid van de orde. Een lid van de orde is in de
eerste plaats rooms-katholiek, daarnaast geestelijke of edelman, dan
wel getrouwd met een adellijk persoon. Voldoet iemand niet aan deze
eisen, dan zal zijn rol binnen de orde beperkt blijven tot die van vrijwilliger.
Voor de caritas (de liefdadigheid) en de hulpverlening zijn
de vrijwilligers hard nodig en van harte welkom. De Maltezer Orde
is tegenwoordig een hulporganisatie zoals het Rode Kruis maar dan
met een rooms-katholieke kleur. Sommige staatsrechtdeskundigen
zetten dan ook vraagtekens bij de soevereiniteit van de orde. Men
vindt de positie van de orde gelijkwaardig aan die van het Rode Kruis.
Beide organisaties zijn overigens waarnemend lid van de Verenigde
Naties.
De orde is gesticht in de 12e eeuw, ten tijde van de kruistochten.
Destijds was de doelstelling het verlenen van noodhulpverlening en
het verdrijven van de moslims uit Jeruzalem. Na veel omzwervingen
heeft de orde van Karel V het eiland Malta cadeau gekregen,
vandaar de naam. In 1800 veroverde Engeland het eiland. De ridders
verdedigden zich niet tegen de Britten, het is hen verboden tegen
christenen te strijden. In 1834 heeft de orde van Papa-Re een plekje
in Rome gekregen. Het Palazzo Malta aan Via dei Condotti (straat van
de leiders), tegenover de Spaanse trappen in Rome, is haar domein.
Het is extraterritoriaal gebied, hier heeft Italië geen zeggenschap. De
orde wordt geleid door een Vorst-Grootmeester die in een conclaaf
wordt gekozen, net als de paus. Hij regeert hier als een koning over
zijn ridders. De doelstellingen zijn aangepast: Jeruzalem hoeft niet
meer bevrijd te worden en moslims hoeven niet meer bestreden te
worden. De caritas en de noodhulpverlening zijn blijven staan als
hoofddoelen. Paspoortdragers zijn slechts de ambassadeurs van de
orde. Ter onderscheiding van de Italianen hebben de auto’s een landensticker
waar SMOM (Soverano Militare Ordine di Malta) op staat.
In Duitsland houdt de orde in samenwerking met de protestantse
Johanniter Orde een aantal ziekenhuizen in stand. Met enige regelmaat
kom ik daar ook ambulances tegen van de Malteser Hilfdienst.
In 1909 heeft Prins Hendrik de Nederlandse afdeling van de protestantse
Johanniter Orde opgericht. Sindsdien vervullen de monarchen
van ons land een leidinggevende rol in deze orde. Bernhard was zelfs
50 jaar landcommandeur. De Oranjes zijn ook lid van de rooms-katholieke
Maltezer Orde. Zij zijn weliswaar niet rooms-katholiek
maar voor koningen wordt een uitzondering gemaakt. De beide
ordes werken samen maar niet fanatiek. Een vrijwilligster van de
Johanniter Orde wist mij wel te vertellen dat Bernard landcommandeur
was bij haar orde maar ze wist niet dat hij ook lid was van
de Maltezer Orde. Noblesse oblige (adeldom verplicht) is het motto,
maar de vrijwilligers doen het feitelijke werk. Zij verlenen de daadwerkelijke
hulp bij rampen en begeleiden gehandicapten. De daden
van de Oranjes binnen de ordes zijn voornamelijk ceremonieel van
aard. Vermeldenswaard is alleen dat Koningin Beatrix bij een bezoek
aan de vakantieweken voor gehandicapten met haar opmerking “Ik
mis mijn dagelijkse borreltje” het alcoholgebruik heeft gelegaliseerd.
Mijn vrijwilligster vindt het niet erg dat ze, als niet-adellijke, geen lid
kan worden van de orde. Ze is juist trots, zeker wanneer ze mij haar
Johanniter kruis-van-verdienste laat zien. Ze heeft het gekregen voor
40 jaar trouwe ‘dienst’.
Het blijft een vreemde gewaarwording, ridders in de 21e eeuw. Ze
staan nog met één voet in de middeleeuwen en beschermen hun
ietwat achterhaalde soevereiniteit. Op hun beurt worden zij dan weer
beschermd door de paus vanuit zijn eigen ministaatje. Ik lijk wel
verdwaald in ‘Koning Arthur en de ridders van de Ronde tafel’.
Met welke superlatieven zullen we deze drie enclaves beschrijven:
klein, kleiner, kleinst? Of oud, ouder, oudst? Alle drie hechten ze
grote waarde aan tradities en gewoontes. Vooral in de uiterlijkheden,
zoals kleding, is dat voor iedereen duidelijk zichtbaar. Deze staatjes
zijn een anachronisme, overblijfselen uit een kleurrijk verleden.
Toch is er wel verschil: De Sammarinesi klampen zich vast aan het
verleden, de Maltezer Ridders houden zich bezig met de noden van
vandaag en de ‘Vaticaners’ bereiden zich voor op de toekomst, een
leven in het hiernamaals.
Italië en haar mysteries
door: Hans Ester
144 blz.
€ 14,95
Edicola, mei 2017
ISBN 9789492500557
Comments