Prato, een stad van circa 200.000 inwoners, is niet direct een toeristische bestemming van de eerste orde en wordt vaak gezien als het wat gesjochten zusje van het rijke en sprankelende Florence. Helemaal ten onrechte is dat niet, want juist de nabijheid – op nog geen 40 kilometer – van de Toscaanse hoofdstad heeft de ontwikkeling van Prato eeuwenlang in de weg gestaan.
Dat neemt niet weg, dat de stad nog altijd een fraai centro storico heeft waar je gemakkelijk een dagje doorbrengt om daarna ook nog eens uitstekend te eten.

Het Kasteel van de Keizer
De glorietijd van Prato lag in de 13e en 14e eeuw, voordat het door Florence werd overvleugeld. Uit die tijd stammen ook de voornaamste verdedigingswerken: de stadsmuur, die in later eeuwen werd verrijkt met een reeks bastions en toegangspoorten, en het Castello dell’Imperatore, genoemd naar de Duitse keizer Frederik II, die van hieruit Centraal-Italië onder controle wilde houden.
Het massieve bolwerk is een toonbeeld van de grootse imperiale macht van Frederik II De stadsmuur van Prato
Bij zijn dood in 1250 werd de bouw gestaakt, maar desondanks is het massieve vierkante bolwerk nog altijd een symbool van grootse imperiale macht.
Schuin tegenover het kasteel ligt de basiliek van Santa Maria delle Carceri, die haar naam ontleent aan een afbeelding van de H. Maagd, die voorheen de muur van de gevangenis sierde.
Het is een mooi voorbeeld van Renaissance-architectuur van rond 1500, waarvan de voorgevel nooit is voltooid, omdat de stad inmiddels in een langdurige economische crisis was terechtgekomen.

De kerken van de bedelorden
Vlakbij, aan de overkant van het naar de basiliek genoemde plein – opgefleurd met een draaimolen en een paar cafés en restaurants – liggen de Romaanse kerk en het klooster van Sint Franciscus.

Ze werden gebouwd aan het eind van de 13e eeuw, toen naast de Franciscanen ook andere bedelorden dankzij gulle giften van een welgestelde burgerij hun eigen Godshuis konden aanleggen aan de randen van het toenmalige centrum.
De kerk van Sint Augustinus werd zwaar beschadigd in de Tweede Wereldoorlog – toen Prato als industriestad een doelwit was voor geallieerde bommenwerpers – maar is daarna mooi gerestaureerd.
Aan kerk en klooster van San Domenico, de H. Dominicus, is tientallen jaren gewerkt, maar de façade is grotendeels onbedekt gebleven, net als die van de Santo Spirito en San Lorenzo in Florence.
De kerk van San Niccolò da Barii, aangelegd in de jaren na 1323, en is in de 18e eeuw grondig herbouwd. Samen met het aanpalende domenicanessenklooster (nu in gebruik als Roomse luxeschool) en het ruime plein ervoor vormt het een mooi complex.
En dan is er nog de aan de H. Stefanus gewijde Duomo, in het alleroudste deel van Prato. De kathedraal dateert van de 10e eeuw, werd vanaf 1211, toen de stad groter en rijker werd, herbouwd en anderhalve eeuw later voorzien van een voor die tijd en regio typische façade van groen en wit marmer.
Datzelfde gebeurde met de campanile (kerktoren), waaraan je duidelijk kunt zien hoe het oorspronkelijke bouwsel er later 2 verdiepingen bijkreeg. Als je wilt, kun je binnen 2 uur alle 5 de kerken langs (en in). Dat is het voordeel van een klein centrum.
Het centrum van de macht
Op een steenworp afstand van het Piazza del Duomo, langs de door herenhuizen geflankeerde Via Mazzoni, kom je uit op het Piazza del Comune, het middelpunt van oud Prato.

Het aan het plein gelegen massieve Palazzo Pretorio, het oudste niet-religieuze gebouw van Prato, herbergde sinds het begin van de 13e eeuw de Podestà (burgemeester), de rechterlijke macht en de gevangenis. Nu is er het stedelijk museum gevestigd.
Daar recht tegenover is het Palazzo del Comune, sinds mensenheugenis het centrum van de stedelijke macht. In 1287 werd de benedenverdieping in gebruik genomen als raadszaal, en dat is zij nog steeds.
Vlak bij het plein, aan het begin van de Via Mazzini, vind je het Ufficio Informazioni Turistiche, het kantoor van de plaatselijke VVV.
Prato textielstad
Midden op het Piazza del Comune staat een standbeeld van de bekendste burger die Prato heeft voortgebracht: Francesco Datini, die leefde van 1335 tot 1410. Datini maakte fortuin als handelaar in wol, zijde en stoffen.
Zijn zakenimperium strekte zich uit over heel Europa en zijn minutieuze boekhouding, in 1870 teruggevonden bij een verbouwing van zijn woning in Prato, is nu een van de voornaamste bronnen voor het dagelijks leven in de middeleeuwen.
(De Engels-Italiaanse schrijfster Iris Origo wijdde een beroemde biografie aan hem: The Merchant of Prato). Textiel bleef tot in de huidige tijd de voornaamste inkomensbron van Prato, dat nu voorloper is op het gebied van recycling.
Het Pratese textieldistrict, verspreid over de verder niet zo interessante buitenwijken, omvat nu zo’n 7.000 bedrijven die werk bieden aan 40.000 personen, van wie de helft Chinese immigranten.
Geen wonder dus dat een van de voornaamste textielmusea ter wereld in Prato staat. Het Museo del Tessuto illustreert de geschiedenis van de textielnijverheid in de wereld (en uiteraard ook in Prato zelf) met honderden stoffen, kledingstukken, ontwerpen enzovoorts van de 14e eeuw tot nu.
Moderne kunst
Even buiten Prato ligt een van de voornaamste musea voor moderne kunst van Italië, het Museo Pecci. Het in 1988 door een Pratese industrieel gestichte Centro per l’arte contemporaneo Luigi Pecci, in 2006 als een voetbalstadion verbouwd en uitgebreid door de Nederlandse architect Maurice Nio, is naast museum in strikte zin tevens archief en bibliotheek.
De collectie omvat veel werken van Italiaanse stromingen als de Arte povera en de Transavanguardia, met daarnaast die van moderne kunstenaars uit de voormalige Sovjet-Unie en internationale kopstukken als Julian Schnabel en Jannis Kounellis. Een aanrader voor liefhebbers, ook omdat het er meestal niet druk is.
Eten en drinken in Prato
Omdat het uitgaansleven geconcentreerd is in een betrekkelijk klein centrum, is daar aan eet- en drinkgelegenheden geen gebrek. Integendeel, straten als de Via Garibaldi en de Via dei Lanaioli zijn een opeenvolging van gezellige cafés en trattorie.
Een begrip in Prato is La Vecchia Cucina di Soldano (Via Pomeria 23), waar je voor een habbekrats lokale Toscaanse specialiteiten kunt krijgen als pici al ragù (Toscaanse dikke spaghetti met Bolognese saus), sedani alla pratese (bleekselderij in rode saus) en gesmoord wild zwijn.
De Osteria ‘Su’ Santa Trinità (Via de Neroni 4) serveert typisch Toscaanse gerechten als ribollita (stevige groentesoep met als vaste ingrediënten cavolo nero, fagioli cannellini (witte bonen) en oud brood) en de peposo, mals rundvlees gesmoord in Chianti en verse peper.
Een specialiteit van de Trattoria Boves (Via dei Lanaioli 31) is midollo arrosto, geroosterde mergpijp. Nogal zwaar, maar met droog brood en rode wijn goed te doen, en je vindt het niet gauw ergens anders.

Voor Toscaans street food kun je terecht bij Il Trippaio di Piazza Mercatale aan het gelijknamige plein: onder meer trippa (pens) en lampredotto, een ander deel van de rundermaag dat eigenlijk alleen in de Florentijnse keuken voorkomt, bij voorkeur in een broodje met groene saus op basis van peterselie en kappertjes.
Wie eens wat nieuws wil en niet te kieskeurig is, moet het zeker proberen!
Wil je jouw bezoek aan Prato ook nog afsluiten met een overnachting in stijl? Er zijn volop goede hotelkamers, B&B’s en vakantieappartementen beschikbaar.
Comments