Wat zijn nou de meest gemaakte fouten als je Italiaans leert? Deze fouten wil ik voor dit artikel graag onderverdelen in grammaticale fouten studiefouten. We beginnen met de grammaticale fouten in het Italiaans.
Inhoudsopgave
Grammaticale fouten
Grammatica, redekundige ontleding, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp. Wat heb je er eigenlijk aan? Nou, het taalkundig ontleden (zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord enzovoorts) en redekundig leren ontleden van zinnen (onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp) is vooral bedoeld om bepaalde fouten in zinnen te kunnen voorkomen.
Naast het maken van grammaticale fouten kun je ook andere fouten maken: lexicale en semantische fouten (dat zit je op de betekenis op het woordniveau verkeerd) en spellingsfouten of fonologische (uitspraak) fouten. Daar hebben we het in dit blog niet over.
Grammaticale problemen zijn vooral aanwezig bij het schrijven in het Italiaans. Bij het spreken is grammatica minder belangrijk dan het overbrengen van de boodschap die dan bovendien geholpen wordt door een andere spreker en door non-verbale communicatie. Bij het lezen en het luisteren hoef je zelf niet te ‘zenden’, maar kan grammatica je helpen een boodschap beter te ontvangen.
In tegenstelling tot wat sommige mensen denken is grammatica niet universeel. Het Nederlands heeft een andere grammatica dan het Italiaans. Daar ontstaan dan ook fouten, doordat Nederlanders de Nederlandse grammatica toepassen op de Italiaanse taal. De terminologie is voor een deel wel hetzelfde.
Welke grammaticale fouten maken leerlingen het meeste in het Italiaans? A1-fouten worden ook nog door B2-leerlingen worden gemaakt, maar de tools om ze te voorkomen leer je in een A1-cursus.
Ik geef je hieronder de meest voorkomende fouten, één of meer voorbeelden van zo’n fout en ik leg je uit hoe grammatica je kan helpen bij de oplossing van het probleem.
Attributiefouten
De eerste categorie fouten noem ik zelf voor het gemak even attributiefouten. Dit is geen bestaande naam uit de linguïstiek volgens mij, maar geeft wel goed het probleem weer. Dit is een A1/A2-fout in de attributie van mannelijk of vrouwelijk, enkelvoud of meervoud. Een voorbeeld van een dergelijke fout is il gatto è belle.
De oplossing is weten dat je moet vervoegen. Je zult daarvoor dus een zelfstandig en een bijvoeglijk naamwoord moeten kunnen herkennen. Il gatto is mannelijk, dus het bijvoeglijk naamwoord moet zijn: è bello.
Een ander voorbeeld van een attributiefout is Paolo sono stati in America l’anno scorso. Volgens de regels van de grammatica voegt het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord zich naar het onderwerp. Daarom is het correcte antwoord: Paolo è stato in America l’anno scorso.
Attributiefouten kunnen in het bijvoeglijk naamwoord zitten (voorbeeld 1), in werkwoorden (voorbeeld 2), maar ook in voornaamwoorden.
Bij dat laatste kun je bijvoorbeeld de vorm kiezen voor het vrouwelijk meervoud, terwijl je de vorm voor het vrouwelijk enkelvoud moet hebben. La do (la penna) of Le do (le penne). De docent trekt bij attributiefouten vaak een lijntje naar het verwijswoord om je bewust te maken van je fout.
Tijdfouten
A2/ B1-tijdfout. Je gebruikt de verkeerde tijd om iets uit te drukken. Bij tijdfouten is het belangrijk om de regels voor het gebruik van de tijden goed te kennen. Deze zijn anders dan in het Nederlands.
In het Italiaans gebruik je bijvoorbeeld de condizionale composto om een niet gerealiseerde wens uit te drukken. In het Nederlands zeggen wij echter niet pers se: ‘Ik zou naar school gegaan, maar ik had andere dingen te doen’. Wij zeggen dan: ‘Ik had naar school willen gaan’.
Doordat wij de grammatica van het Nederlands onbewust toepassen op het Italiaans (dit verschijnsel heet interferentie) maken we grammaticale fouten in het Italiaans.
Een ander lastigheidje is de imperfetto. Wanneer gebruik je de imperfetto (onvoltooid verleden tijd) en wanneer de passato prossimo (de voltooid verleden tijd)? Een regel is dan bijvoorbeeld dat je na mentre de imperfetto gebruikt en dat datgene wat erachter komt in de voltooid tegenwoordige tijd gaat.
Mentre facevo la doccia è suonato il telefono. In het Nederlands zeggen we daarentegen: terwijl ik aan het douchen was, ging de telefoon.
Helemaal lastig zijn de regels voor de congiuntivo, de aanvoegende wijs. Dit is een modus die we in het Nederlands zo goed als niet gebruiken en het duurt dan ook even voordat je feeling hebt met de grammaticale regels van de congiuntivo.
Inversiefouten
Bij inversiefouten worden zinsdelen in een verkeerde volgorde geplaatst. De volgorde van zinsdelen volgen de regels van de grammatica. Een voorbeeld van een inversiefout is: Maria ha anche fatto un viaggio in Giappone.
Het woord ‘anche‘ staat hier op de verkeerde plek. Anche moet je zetten vóór de plek die benadrukking vraagt. Is het Maria die ook een reisje naar Japan maakt, net als ik? Anche Maria ha fatto un viaggio…?
Of is het ook een reis in Japan, nadat ze ook al in Guatemala is geweest? Maria ha fatto un viaggio anche in Giappone.
Zo is de plaats van het bijvoeglijk naamwoord meestal erachter. Maar sommige bijvoeglijke naamwoorden staan altijd voór het zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld: bello, nuovo, vecchio).
Het pronome diretto (lijdend voorwerp) en pronome indiretto (meewerkend voorwerp) komen voor het werkwoord. Grammaticale regels zorgen er hier dus voor dat je grammaticale fouten kunt voorkomen.
Samentrekkingsfouten
Soms worden fouten gemaakt doordat iemand te veel bezig is met attributiefouten en tijdsfouten in zinsdelen dat de zin op zinsniveau, het grotere geheel, uit het oog wordt verloren.
Je kunt dan fouten maken die leerlingen op de middelbare school ook in het Nederlands maken. Bijvoorbeeld: ‘Zelf ben ik het hiermee eens en wil hieronder graag uitleggen waarom.’ (Levende Talen Tijdschrift nr. 1 2019).
Je moet altijd blijven kijken naar de zin als geheel. En niet alleen naar zinsdelen. Zinsdelen worden hier gescheiden door een ‘/’.
De mooie kat / die lag te dutten / op de vensterbank / was erg moe geworden / van het spelen.
Zeker bij langere zinnen gaat het snel fout bij beginners in de Italiaanse taal. Je kunt bijvoorbeeld met een voornaamwoord naar iets verwijzen, zonder dit in zijn geheel te herhalen. Je kunt het echter niet weglaten, want dan krijg je een ongrammaticale zin.
Vaak wordt door Nederlanders in het Italiaans op niveau A1/A2 een pronome relativo (betrekkelijk voornaamwoord) of een ingewikkeld voegwoord (zoals perciò of affinché) nagelaten.
Het is ook de kunst om op niveau A1/A2 nog geen ingewikkelde zinnen te maken die dit soort grammaticale constructies vereisen. Je moet je beperken tot korte zinnen die correct zijn. Hier is de oplossing die de grammatica biedt dus pas in de toekomst. Waag je niet aan dingen die je nog niet beheerst.
Studiefouten
Overtuigd van het nut van grammatica? Mooi zo. Dan heb ik ook nog een ander soort fouten die je kunt maken. Studiefouten of leerfouten. Veel van de tips die ik in mijn blogartikelen geef zijn inkoppertjes. De taalcoachtips.
- Zo hoef je niet bang te zijn voor fouten.
- Moet je van mij doorzetten met je studie.
- Kun je leren omgaan met grammatica (zo erg is het écht niet).
- Heeft het voor- en nadelen om wat ouder te zijn als je begint aan je taalstudie.
- Is het handig om realistisch te zijn en moet je vooral haalbare doelen stellen.
Goed, daarmee begeef ik me op het glibberige pad van de tweederangs psycholoog die denkt dat jouw leven maakbaar is. Ik weet heel goed dat dat niet zo is (mijn leven is heel weerbarstig en ik krijg echt jeuk van mensen die zeggen dat je dingen moet wíllen of dat je positief moet denken).
Toch geloof ik wel dat je van juiste coachingstips wat kunt leren. En van de ervaringen van anderen. Zo maakte ik zelf ook onderstaande fouten. Kijk wat je er mee doet. Inzicht dat je eenzelfde fout maakt, is al heel wat.
Zelfoverschatting
Vaak dacht ik na de uitleg: o, dat snap ik. En dan ging ik niet oefenen. Dit is een vorm van zelfoverschatting en dit overkomt veel mensen. In de oefeningen kom je echter concrete voorbeelden tegen en uitzonderingen die je niet leert door de uitleg te lezen. Leren is doen, niet alleen weten. In de didactiek maken ze onderscheid tussen leren en verwerven. Leren doe je door iets te snappen, verwerven door het te doen.
Denken dat je de enige bent die het niet snapt
Niet tegen de juf zeggen dat je het niet snapt, dat is erg jammer. Juffen proberen wel te kijken naar hun leerlingen om te kijken of de stof landt, maar ze zijn ook tegelijkertijd bezig met de details van een grammaticaal onderwerp, die ene leerling die naar buiten zit te staren, de temperatuur in het leslokaal.
Kortom, we zijn ook maar mensen. Als jij ons niet helpt, dan kunnen wij jou ook niet goed helpen. Wees niet bang de klas op te houden. Als de juf het idee heeft dat het alleen jouw probleem is, zal ze je individueel helpen en niet klassikaal.
Slordigheid
Niet willen weten van de hoed en de rand. Je moet precies zijn en alles willen weten. Ik ben hier ook niet goed in. Nog steeds niet. Ik heb geen oog voor detail, maar toch kan ik het op sommige momenten voor kiezen om het wel te hebben.
Bij een schrijfopdracht moet je heel precies zijn. Soms kan het helpen eenzelfde grammaticaal onderwerp te horen uitleggen door 10 verschillende personen voordat het kwartje valt.
Lees het in je boek, maak opdrachten, kijk naar een YouTube-filmpje over eenzelfde onderwerp, zoek het op internet op bij verschillende bronnen. Wees niet tevreden met die 6 of 7, maar ga voor de 10. Maak voor jezelf een overzicht. Zorg dat je je informatie op orde hebt.
De schuld altijd bij jezelf leggen
Er kunnen veel oorzaken zijn dat je iets niet snapt. Iets wat vaak voorkomt is dat het niveau te hoog ligt. Zeker bij mensen die zelf dingen opzoeken op internet. Daar is de informatie niet aangepast op niveau A2, maar wordt bijna alles gepresenteerd op B1/B2-niveau.
Nou heb ik er een hekel aan als mensen altijd de schuld buiten henzelf liggen, maar feit is dat je soms niet goed doorhebt wat het probleem is en waar het wringt. Je kunt dan de verkeerde dingen als een probleem zien.
Je denk bijvoorbeeld: ik kan echt geen Italiaans leren, ik stop er maar mee. Dat is niet zo. Je moet iets anders doen. En je moet op zoek gaan naar wat dat is.
Niet reflecteren op fouten of de kop in het zand steken
Soms gaan dingen fout. Dan moet je daar bij stil staan. Kijken wat de fout is, waarom je die maakt en hoe je die kunt voorkomen. Ik moet denken aan toen ik in Italië op B1-niveau een cursus deed. Ik moest daarbij een presentatie voorbereiden en had een moeilijk onderwerp gekozen, maar wist niet waar ik goede informatie kon vinden. De presentatie heb ik uiteindelijk afgeblazen.
Ik had gewoon moeten vragen aan de docent of ze me had kunnen helpen. Maar doordat ik met zoveel dingen bezig was op dat moment, had ik nog niet eens helder wat mijn probleem was. Soms weet je wel dat je een probleem hebt, maar ben je nog niet bezig met het zoeken naar een oplossing. Daarom moet je dus altijd stilstaan bij problemen. Dit klinkt heel suf, maar voor mij was het geen vanzelfsprekendheid.
Komen deze fouten jou bekend voor? Dan blijkt dus maar weer eens dat je niet de enige bent.
Heel interessant om te lezen, ben al enkele jaren bezig om italiaans te leren
Dank je Marijke. Fijn om te lezen dat iemand er wat aan heeft. Succes met je Italiaans.